de begrippen uit deze paragraaf kan je in je eigen woorden omschrijven
je kan kenmerken van landelijke en stedelijke gebieden met elkaar vergelijken
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Bevolking en ruimte
2 De bevoking verandert
Leerdoelen
de begrippen uit deze paragraaf kan je in je eigen woorden omschrijven
je kan kenmerken van landelijke en stedelijke gebieden met elkaar vergelijken
Slide 1 - Slide
Bevolking
Slide 2 - Mind map
Opbouw lessen
§2 tm 4 Warming up, herhaling klas 1 tm 3 §6 tm 9 Bevolking en ruimte in Nederland en Duitsland §11 tm 13 Bevolking en ruimte in China §15 en 16 Inzoomen op Guangzhou en Shanghai (alleen TL)
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Bevolkingscijfers
Geboortecijfer
Def: Aantal geboorten in een gebied per 1000 inwoners in een jaar
Sterftecijfer
Def: Aantal overleden in een gebied per 1000 inwoners in een jaar
Slide 5 - Slide
Natuurlijk bevolkingsgroei (of afname)
Geboorteoverschot
Def: Het verschil tussen het aantal mensen dat geboren wordt en dat sterft. Gevolg --> groei bevolking (bv ontwikkelingslanden)
Sterfteoverschot
Def: Het aantal sterftegevallen dat groter is dan het aantal geboorten in een jaar in een gebied Gevolg --> ontgroening en vergrijzing (bv Duitsland en Italie)
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Bevolkingsdichtheid
Def: Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer
Slide 8 - Slide
Bevolkingsspreiding
Def: De manier waarop een bevolking over een bepaald gebied is verdeeld.
Slide 9 - Slide
Wat geeft het geboortecijfer aan?
A
Aantal geboortes
B
Levensverwachting bij geboorte
C
Levensverwachting
D
Bevolkingsgroei
Slide 10 - Quiz
Eens kijken of jullie het hebben begrepen......
Slide 11 - Slide
Nederland: Geboortecijfer = 10 Sterftecijfer = 2
A
Groei = 4
B
Groei = 2
C
Krimp = 4
D
Krimp = 2
Slide 12 - Quiz
De bevolking groeit snel door?
A
Laag sterftecijfer, laag geboortecijfer
B
Laag sterftecijfer, hoog geboortecijfer
C
Hoog sterftecijfer, laag geboortecijfer
D
Hoog sterftecijfer, hoog geboortecijfer
Slide 13 - Quiz
In de stad is de bevolkingsdichtheid hoger dan op het platteland
A
goed
B
fout
Slide 14 - Quiz
Deze kaart gaat over:
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsspreiding
C
nationale schaal
D
alle drie zijn correct
Slide 15 - Quiz
Stedelijk gebied Def: Groot gebied van steden met omliggende dorpen
Hoog voorzieningenniveau
Hoge bebouwingsdichtheid
Veel werkgelegenheid
Landelijk gebied Def: Gebied met een lage bebouwingsdichtheid en veel open ruimte
Laag voorzieningenniveau
Lage bebouwinsdichtheid
Weinig werkgelegenheid
Slide 16 - Slide
Noem een voorziening die je wel in een stad hebt, maar meestal niet in een dorp!
Slide 17 - Open question
Waar werken jullie ouders?
A
In de stad
B
In het dorp
Slide 18 - Quiz
Waar willen jullie straks gaan wonen?
A
In de stad
B
Op het platteland
Slide 19 - Quiz
Noem 2 dingen die je nog lastig vindt van deze les
Slide 20 - Open question
Aan de slag!
Lezen par 2 (blz 166/167) Maken opdrachten: Allen: 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 (TL + 9) Klaar! Nakijken!