1. Door een staking kunnen partijen dichter tot elkaar komen. waar/niet waar
2. Je kunt lid worden van een vakbond. waar/niet waar
3. Tanja onderhandelt namens de chauffeurs en conducteurs. waar/niet waar
4. Als de vergadering geschorst wordt, is het lunchtijd. waar/niet waar
5. Onderhandelingen duren vaak lang, tot diep in de nacht. waar/niet waar
6. De vakbond roept eerst op tot staken, daarna gaan ze onderhandelen. waar/niet waar
7. De CAO gaat over arbeidsvoorwaarden die gelden voor het hele
streekvervoer. waar/niet waar
8. Cao-afspraken staan in je arbeidscontract. waar/niet waar