What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Rijn IJssel
Visit the website
‹
Return to search
Module 4 Gezondheid en gezondheidszorg NT2
Thema 4
Gezondheid en gezondheidszorg.
Tekst
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Burgerschap
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Thema 4
Gezondheid en gezondheidszorg.
Tekst
Slide 1 - Slide
Wat doe jij om gezond te blijven?
Ben je in Nederland wel eens bij de huisarts geweest?
Met welke klachten ga je naar de huisarts?
Kun je de hele week bij de huisarts terecht?
Slide 2 - Slide
4.2 Ziekenhuis
en thuiszorg
Slide 3 - Slide
In Nederland moet je eerst altijd naar de huisarts. Daarna naar het ziekenhuis. Hoe is dat in jouw land?
Slide 4 - Open question
4.3 Bij de apotheek
Slide 5 - Slide
Je hebt medicijnen nodig. Moet je naar de apotheek of drogist?
Je hebt hoofdpijn en wilt een pilletje gebruiken.
Je hebt medicijnen voor je hart. Je hebt een recept.
Je bent vaak verdrietig en somber. De dokter geeft het advies om medicijnen te gebruiken.
Slide 6 - Slide
Apotheek of drogist?
Je hebt medicijnen voor je hart. Je hebt een recept.
A
Drogist
B
Apotheek
Slide 7 - Quiz
4.4 De tandarts
Slide 8 - Slide
Hoe vaak ga jij naar de tandarts? En hoe vaak ging je in jouw land naar de tandarts?
Slide 9 - Open question
's Avonds en in het weekend; huisartsenpost. Wat is het?
Wat moet je doen bij een noodgeval? Wat moest je in jouw land dan doen?
Slide 10 - Slide
4.7 Zorgverzekering
Slide 11 - Slide
In Nederland verplicht. Bij wie ben jij verzekerd?
Geld terugvragen van je zorgverzekeraar, hoe?
Slide 12 - Slide
Je hebt veel last van buikpijn. Wat doe je?
A
Je belt je huisarts voor een afspraak
B
Je gaat naar het ziekenhuis
C
Je gaat naar de huisartsenpost
Slide 13 - Quiz
Je bent erg ziek. Je moet naar de specialist. Wat heb je nodig?
A
een recept
B
een medicijn
C
een verwijsbrief
Slide 14 - Quiz
Je gaat voor de eerste keer naar het ziekenhuis. Wat moet je laten maken?
A
een verwijsbrief
B
een registratiekaart
C
een echo
Slide 15 - Quiz
Je moeder is heel oud. Ze kan niet meer voor zichzelf zorgen. Ze heeft thuiszorg nodig. Wat doe je?
A
Je neemt contact op met de huisarts. Die stuurt iemand voor hulp in huis.
B
Je neemt contact op met het CIZ voor een indicatiestelling
C
Je neemt contact op met het verzorgingshuis
Slide 16 - Quiz
Je hebt hoofdpijn. Je gaat naar de huisarts. De huisarts schrijft een recept uit. Waar haal je de medicijnen?
A
de supermarkt
B
de drogist
C
de apotheek
Slide 17 - Quiz
Er zijn mensen gewond geraakt bij een ongeluk. Wat doe je?
A
je doet niks
B
je belt de politie
C
je belt 112
Slide 18 - Quiz
Jij bent zwanger. Of je partner is zwanger. Wanneer moet jij of zij voor het eerst naar de verloskundige?
A
Als je het kindje voelt bewegen
B
Meteen als je weet dat je zwanger bent. Of dat je partner zwanger is
C
Na acht weken.
Slide 19 - Quiz
Je bent ziek. Het is weekend. Je kunt niet tot maandag wachten. Wat doe je?
A
Je gaat naar je huisarts
B
je gaat naar het ziekenhuis
C
je belt naar de huisartsenpost
Slide 20 - Quiz
Je hebt nog geen zorgverzekering. Wat doe je?
A
Je doet niks. Een zorgverzekering is niet verplicht
B
Je doet niks. Je bent toch niet vaak ziek
C
Je sluit een zorgverzekering af. Een zorgverzekering is verplicht.
Slide 21 - Quiz
Je voelt je niet zo lekker. Je hebt een beetje griep. Wat doe je?
A
Je gaat meteen naar de huisarts
B
Je gaat meteen naar het ziekenhuis
C
Je doet niks. Je kijkt eerst of het vanzelf over gaat
Slide 22 - Quiz
Je hebt een korte vraag aan je huisarts. Wat doe je?
A
Je belt de huisarts voor een afspraak
B
Je belt de huisarts tijdens het telefonisch spreekuur
C
Je gaat zonder afspraak naar de huisarts toe
Slide 23 - Quiz
Je tweede kindje is geboren. Ze is helemaal gezond. Je krijgt een uitnodiging van het consultatiebureau. Wat doe je?
A
Je gaat met je kindje naar het consultatiebureau
B
Je gaat niet, omdat het niet verplicht is.
C
Je gaat niet, omdat je al weet hoe alles moet
Slide 24 - Quiz