What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Rijn IJssel
Visit the website
‹
Return to search
woordvolgorde in het Nederlands
Herhaling zinsbouw
We beginnen met de woordvolgorde in een normale zin
en in een zin met inversie.
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
NT2
Beroepsopleiding
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhaling zinsbouw
We beginnen met de woordvolgorde in een normale zin
en in een zin met inversie.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
tweede werkwoord
1
2
3
4
de rest
onderwerp
eerste werkwoord
Slide 3 - Drag question
Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
leren
1
2
3
4
Nederlands
Zij
wil
Slide 4 - Drag question
De woordvolgorde van de rest van de zin.
De woordvolgorde in
de rest
van de zin.
Het meeste gebruik je:
Tijd - manier - Plaats.
Ik ben gisteren met de auto naar huis gereden.
Slide 5 - Slide
Woordvolgorde
Schrijf de woorden in de juiste volgorde.
Denk eraan: het woord met de hoofdletter is het eerste woord van de zin.
Slide 6 - Slide
begint-De les-negen-uur-om
Slide 7 - Open question
op vakantie - morgen - Ik - ga
Slide 8 - Open question
Hij-gekocht-fiets-nieuwe-heeft-een
Slide 9 - Open question
een paar dagen - Ik - met vrienden - ga - naar Parijs
Slide 10 - Open question
naar het zwembad - wij - gaan - Volgende week vrijdag.
Slide 11 - Open question
Staan de woorden in deze zin op de goede plaats?
Bijna elke dag ze gaan naar het buurthuis.
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
Staan de woorden in deze zin op de goede plaats?
In de bibliotheek lezen ze een boek.
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quiz
Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Ik ga morgen toe naar school.
B
Ik morgen ga naar school toe.
C
Ik ga morgen naar school toe.
D
Ik ga naar school morgen toe.
Slide 14 - Quiz
Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Wij hebben een auto nieuwe gekocht.
B
Wij hebben gekocht een auto nieuwe.
C
Gekocht hebben wij een nieuwe auto.
D
Wij hebben een nieuwe auto gekocht.
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide