What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Rijn IJssel
Visit the website
‹
Return to search
rangtelwoorden
rangtelwoorden
In deze les leer je
- wat rangtelwoorden zijn
- hoe je rangtelwoorden kunt vormen
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
rangtelwoorden
In deze les leer je
- wat rangtelwoorden zijn
- hoe je rangtelwoorden kunt vormen
Slide 1 - Slide
telwoorden
Telwoorden
zijn
cijfers
,
nummers
,
aantallen
.
Met telwoorden kun je
tellen
:
1, 2, 3, 4, 5, .....
rangtelwoorden
Rangtelwoorden
geven een volgorde aan.
1e, 2e, 3e, ........
Slide 2 - Slide
Wat zijn de
regels
om een rangtelwoord te maken?
Van 1 - 20:
Meestal
telwoord + de
eindigt een telwoord op -t, -d, -g ? -> + ste
Slide 3 - Slide
van 1 tot 20 :
1e :
eerste
6e : zes
de
2e: tweede 7e : zeven
de
3e:
derde
8e : achtste
4e: vier
de
9e : negen
de
5e: vijf
de
10e : tien
de
Slide 4 - Slide
van 11 tot 20:
11e : elf
de
16e : zestien
de
12e: twaalf
de
17e : zeventien
de
13e: dertien
de
18e : achttien
de
14e: veertien
de
19e : negentien
de
5e: vijftien
de
20e : twintig
ste
Slide 5 - Slide
LET OP!!
1e:
eende
X
=
eerste
3e:
driede X
=
derde
Slide 6 - Slide
Dus wat zijn de regels?
Rangtelwoord = Telwoord + de
Maar
niet
voor:
1e=
eerste
20 = twintig
ste
3e=
derde
8e = acht
ste
Slide 7 - Slide
En ook nog:
eerste middelste laatste
Slide 8 - Slide
Zes is een rangtelwoord
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Wat is een rangtelwoord?
A
Tien
B
Vijfde
C
100
D
veel
Slide 10 - Quiz
Een rangtelwoord geeft een volgorde aan.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat is geen rangtelwoord?
A
vierde
B
eerste
C
negentien
Slide 12 - Quiz
Zoek het rangtelwoord
Gisteren wonnen deze elf voetballers hun eerste wedstrijd.
A
eerste
B
elf
Slide 13 - Quiz
Wat is hier een rangtelwoord?
A
nul
B
honderd
C
dertien
D
negende
Slide 14 - Quiz
Waar of niet waar?
Laatste en middelste zijn rangtelwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Januari is de ________ maand van het jaar.
Slide 16 - Open question
Maart is de _________ maand van het jaar
Slide 17 - Open question
Mei is de ________ maand van het jaar.
Slide 18 - Open question
Augustus is de __________ maand van het jaar.
Slide 19 - Open question
December is de ___________ maand van het jaar.
Slide 20 - Open question
Zondag is de eerste dag van de week. Maandag is de _____ dag van de week.
Slide 21 - Open question
Woensdag is de _________ dag van de week.
Slide 22 - Open question
Vrijdag is de ______ dag van de week.
Slide 23 - Open question
Het rangtelwoord van 1 is?
Slide 24 - Open question
Het rangtelwoord van 11 is?
Slide 25 - Open question
Het rangtelwoord van 20 is?
Slide 26 - Open question
Ik weet nu wat rangtelwoorden zijn
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quiz
Ik weet nu hoe ik rangtelwoorden moet maken.
A
ja
B
nee
C
een beetje
Slide 28 - Quiz