Havo 5: Examenopgaven Klimaat

Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring.
Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
De volgende vragen komen uit het havo examen 2017, eerste tijdvak
1 / 31
next
Slide 1: Open question
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring.
Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
De volgende vragen komen uit het havo examen 2017, eerste tijdvak

Slide 1 - Open question

Gebruik atlaskaart 222.
In het zuidelijk deel van Afrika valt aan de oostkust meer neerslag dan aan de westkust.
Wat is de oorzaak van dit verschil?

Slide 2 - Open question

In de Sahel, net ten zuiden van de Sahara, is de veehouderij een belangrijk bestaansmiddel.
Leg uit dat de veehouderij in de Sahel bijdraagt aan verwoestijning. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 3 - Open question

Gebruik de bronnen en de atlas.

De foto’s a tot en met e uit bron 2 zijn gemaakt op de vijf
locaties die zijn aangegeven op de kaart in bron 1.
Noteer de locaties 1 tot en met 5 op je antwoordblad.
Schrijf achter elk cijfer de letter van de juiste foto.

Slide 4 - Open question

Gebruik de bron en kaartblad 174-175. Het Tsjaadmeer was enkele
duizenden jaren geleden veel groter. Sindsdien is het klimaat in de
Sahara droger geworden en is het noordelijk deel van het meer
helemaal opgedroogd.
Geef twee natuurlijke oorzaken waardoor het zuidelijke deel niet
helemaal is opgedroogd en het noordelijke deel wel.
De volgende vragen komen uit het examen 2017, 2e tijdvak

Slide 5 - Open question

Gebruik de bron.
Een groot deel van het jaar wordt stof uit het deels drooggevallen
Tsjaadmeer getransporteerd in de richting die in de bron is aangegeven.
Beschrijf aan de hand van de wet van Buijs Ballot dat het stof in deze
richting wordt getransporteerd.

Slide 6 - Open question

Gebruik atlaskaart 179D.
Het landgebruik in de omgeving van het Tsjaadmeer draagt bij aan de grote hoeveelheid stof die naar het Amazonegebied wordt getransporteerd.
Leg dit uit.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 7 - Open question

Het stof uit het deels drooggevallen Tsjaadmeer vergroot de bodemvruchtbaarheid in het Amazonegebied. Door menselijk ingrijpen in het Amazonegebied neemt de bodemvruchtbaarheid daar echter af.
Leg uit dat door menselijk ingrijpen de bodemvruchtbaarheid in het Amazonegebied afneemt.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 8 - Open question

Gebruik de bron en de atlas.
In de buurt van de meridiaan van 90 graden oosterlengte liggen van noord
naar zuid de steden Norilsk, Ürümqi, Lhasa en Dhaka (zie atlaskaart 140).
In de bron staan vier klimaatgrafieken die horen bij deze vier steden.
Noteer de letters a tot en met d uit de bron op je antwoordblad.
Schrijf achter elke letter de naam van de juiste stad.
De volgende vragen komen uit het examen 2016, eerste tijdvak

Slide 9 - Open question

Gebruik de atlas.
In de wintermaanden valt er op het vasteland van Azië veel minder neerslag dan in de zomermaanden (zie kaartblad 139).
Leg dit uit.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 10 - Open question

Gebruik kaartblad 138-139.
In het westen van China valt het hele jaar door weinig neerslag. Geef hiervan twee oorzaken.

Slide 11 - Open question

Gebruik de atlas. In het oosten van Rusland is het in de winter veel kouder dan in het westen van Rusland (zie atlaskaart 139B). Geef hiervan twee oorzaken.

Slide 12 - Open question

Gebruik de atlas.
In vrijwel heel Indonesië komen tropische regenklimaten (A-klimaten) voor.
Geef aan
− welk hoofdklimaat nog meer voorkomt in Indonesië;
− wat de oorzaak is van het voorkomen van dat andere hoofdklimaat.
De volgende vragen komen uit het examen 2016, 2e tijdvak

Slide 13 - Open question

Gebruik de atlas.
In Indonesië komen twee verschillende tropische regenklimaten (A-klimaten) voor.
Noteer deze twee tropische regenklimaten op je antwoordblad.
Geef voor elk klimaat aan waardoor dat klimaat juist daar in Indonesië voorkomt.

Slide 14 - Open question

Door de aanleg van plantages op de eilanden Kalimantan, Sumatra en Sulawesi voeren rivieren de laatste decennia steeds meer sediment af. Leg dit uit.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 15 - Open question

Gebruik de bron. Jakarta heeft vaak te maken met wateroverlast.
Om dit probleem op te lossen is een kanalenstelsel aangelegd dat
het water om de stad heen leidt. De toename van de stedelijke
bevolking leidt echter steeds vaker tot wateroverlast in de stad.
Geef:
- met behulp van de bron één manier waarop de toename van de stedelijke bevolking leidt tot wateroverlast;
nog een andere manier waarop de toename van de stedelijke bevolking bijdraagt aan het ontstaan van wateroverlast.

Slide 16 - Open question

Gebruik de atlas. In het oosten van Afrika komen drie
hoofdklimaten uit het systeem van Köppen voor. Twee
van deze hoofdklimaten zijn de A- en B-klimaten. Geef aan
- welk hoofdklimaat uit het systeem van Köppen nog meer
voorkomt in Oost-Afrika;
- welk gebiedskenmerk ervoor zorgt dat dit klimaat voorkomt in
Oost-Afrika.
De volgende vragen komen uit het examen 2015, eerste tijdvak

Slide 17 - Open question

Gebruik de bron en de atlaskaarten 175 en 178B.
Welke twee typen natuurlijke plantengroei komen
voor in het gebied waar de trek van de gnoes plaatsvindt?

Slide 18 - Open question

Gebruik de bron en de atlas. Op een bepaald moment in
het jaar breekt een periode van droogte aan in de Serengeti.
De gnoes trekken dan weg uit dit gebied en migreren naar
de noordelijker gelegen Maasai Mara. Op hun trek, die ongeveer
een maand duurt, moeten de gnoes de Mararivier oversteken.
Geef aan:
- in welke maand de oversteek van de Mararivier meestal plaatsvindt.
Kies uit: februari, mei, augustus of november;
- op welke atlaskaart je kunt aflezen dat er in de Serengeti dan een
periode is geweest waarin (vrijwel) geen neerslag is gevallen;
- waardoor er in die periode (vrijwel) geen neerslag is gevallen in de
Serengeti.

Slide 19 - Open question

Gebruik de bron en de atlas.
De klimaatdiagrammen a tot en met d zijn in willekeurige
volgorde van de steden Antofagasta (noorden van Chili),
Buenos Aires (oosten van Argentinië), Punta Arenas (zuiden van Chili)
en Vitória (oosten van Brazilië).
Noteer de letters a tot en met d op je antwoordblad. Schrijf achter elke
letter de naam van de juiste stad.

Slide 20 - Open question

In Zuid-Amerika komt bij de evenaar het tropisch regenwoudklimaat voor. Verder van de evenaar af komt een savanneklimaat voor.
Leg uit dat er verder van de evenaar af geen tropisch regenwoudklimaat maar een savanneklimaat voorkomt.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 21 - Open question

Gebruik de atlas.
In Peru komen op de breedte van de hoofdstad Lima vier hoofdklimaten uit het systeem van Köppen (zie kaartblad 222) voor. Twee daarvan zijn het A- en het B-klimaat.
Geef aan
- welke twee hoofdklimaten daar nog meer voorkomen;
- welk gebiedskenmerk ervoor zorgt dat deze twee hoofdklimaten daar
voorkomen.

Slide 22 - Open question

Gebruik de atlas.
In Argentinië worden van noord naar zuid drie deelgebieden onderscheiden: Gran Chaco, Pampas en Patagonia (zie kaartblad 202). In twee van deze deelgebieden komt als oorspronkelijke plantengroei grassteppe voor. Hier groeien nauwelijks bomen. In het derde deelgebied groeien wel bomen.
Geef aan:
- in welke twee van de genoemde deelgebieden grassteppe voorkomt;
- waardoor er in deze twee deelgebieden nauwelijks bomen groeien.

Slide 23 - Open question

Gebruik de atlas. Behalve het tropisch regenwoudklimaat (Af) komen in Indonesië nog twee klimaten voor.
Geef aan
- welke twee klimaten dat zijn;
- wat voor elk van deze twee klimaten de oorzaak is van de aanwezigheid van dat klimaat in Indonesië.
De volgende vragen komen uit het examen 2014, 2e tijdvak

Slide 24 - Open question

Gebruik atlaskaart 218D.
Welk deel van Indonesië (kies uit: Kalimantan, Sumatra of Timor) ontvangt in de maand juli de meeste uren zon?
Leg met behulp van het begrip luchtdruk uit dat dit deel van Indonesië in juli de meeste uren zon ontvangt.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 25 - Open question

Gebruik atlaskaart 156A.
Op het eiland Sumatra valt in de maand juli in Medan gemiddeld veel minder neerslag dan in Padang. Dit verschil ontstaat door een combinatie van twee oorzaken.
Welke twee oorzaken zijn dit?

Slide 26 - Open question

Gebruik atlaskaart 156A.
Het spreidingspatroon van de neerslag op Kalimantan verschilt met dat op Sumatra.
Beschrijf dit verschil in het spreidingspatroon.
Geef de oorzaak voor dit verschil.

Slide 27 - Open question


Slide 28 - Open question


Slide 29 - Open question


Slide 30 - Open question


Slide 31 - Open question