This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Beantwoord de volgende vragen
Gebruik een koptelefoon!
Als je een vraag niet weet, sla deze dan over en ga verder. Let op de tijd.
Slide 2 - Slide
A
Gasfles
B
Oxiderend
C
Bijtend
D
Ontvlambaar
Slide 3 - Quiz
Wat is een beroepshouding?
A
Dit is de manier waarop je je moet gedragen op je werk
B
Dit is de manier waarop je je moet gedragen tijdens privé- afspraken
C
Dit is een houding die je zelf mag bepalen
D
Dit is een houding die voor alle beroepen hetzelfde is
Slide 4 - Quiz
wat betekent dit symbool
A
bijtend
B
giftig
C
oxiderend
D
ontvlambaar
Slide 5 - Quiz
Waar staan de letters PBM voor?
A
persoonlijke berschermings
maatregelen
B
persoonlijke bindingsmiddelen
C
pleisters, verband en medicijnen
D
persoonlijke beschermingsmiddelen
Slide 6 - Quiz
Wat is ergonomisch werken?
Slide 7 - Open question
Het is je werkdag en je hebt een afspraak met je mentor op je werkplek. Er gebeurt iets waardoor je niet naar je werk kunt gaan. Wat doe je?
A
Je appt je leidinggevende dat je ziek bent
B
Je belt je leidinggevende en legt uit waarom je niet kunt komen
C
Je appt je mentor dat de afspraak niet door kan gaan en laat weten dat het een week later moet
D
Je neemt contact op met je leidinggevende en je mentor. Je vraagt of de afspraak verzet kan worden.
Slide 8 - Quiz
Een assistent moet representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?
A
Dat je het bedrijf en alle medewerkers goed kent.
B
Dat je instructies van een leidinggevende opvolgt.
C
Dat je goed kunt presenteren voor een groep mensen.
D
D. Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.
Slide 9 - Quiz
Wanneer staat de tussentijdse beoordeling gepland?
A
Maandag om 09:00 uur.
B
Woensdag om 10:00 uur
C
Dinsdag om 09:00 uur
D
Donderdag om 13:00 uur
Slide 10 - Quiz
Amber moet een vergaderruimte voor 10 personen klaarzetten. Ze vraagt aan haar leidinggevende in welke vergaderzaal ze de ruimte gereed moet maken. Bij welke ‘W’ hoort deze vraag?
A
Wat?
B
Waar?
C
Welke?
D
Wanneer?
Slide 11 - Quiz
Feedback gaat alleen over dingen die niet goed gaan
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Welke drie delen horen bij communicatie?
Slide 13 - Open question
Noem een voorbeeld van interne ruis
Slide 14 - Open question
Wat is verbale communicatie?
A
Communiceren met gebaren
B
Communiceren met gezichtsuitdrukkingen
C
Communiceren met houdingen.
D
Communiceren met woorden
Slide 15 - Quiz
Waarom is het belangrijk dat je afspraken nakomt?
Slide 16 - Open question
Is dit een goede manier van tillen?
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quiz
Wat heeft u vandaag gedaan?
is een voorbeeld van een
A
open vraag
B
gesloten vraag
Slide 18 - Quiz
Iemand een Whats App bericht sturen is een vorm van