This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers, vanwege, daarom geven aan dat er een argument volgt.
Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.
Voorbeeld:
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).