Dwarsleasie

Dwarsleasie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Dwarsleasie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Benoemen wat een dwarslaesie inhoudt, wat oorzaken, symptomen en gevolgen zijn.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken
Ongeval met letsel wervelkolom
Tumor rondom ruggenmerg
Stoornissen bloedvoorziening ruggenmerg


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Dwarsleasie
Een onderbreking in de opstijgende en afdalende zenuwbanen in het ruggenmerg. Hierdoor kunnen prikkels van en naar de hersenen niet meer doorgegeven worden. Een uitval van de motoriek en sensibiliteit, onder het niveau van de onderbreking van het ruggenmerg, is het gevolg. Afhankelijk van op welke hoogte in het ruggenmerg het letsel zich voordoet, vallen er bepaalde lichaamsfuncties uit. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Plaats van de dwarsleasie
Hoe hoger de beschadiging in het ruggenmerg, hoe meer uitvalsverschijnselen. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Compleet of incompleet
Bij een complete dwarslaesie zijn de zenuwen geheel door. Er is geen motoriek en geen gevoel meer vanaf het punt van de laesie. 
Bij een incomplete dwarslaesie zijn de zenuwen gedeeltelijk door (enkele motorische en sensorische banen zijn nog intact). Er is sprake van een gedeeltelijk functieverlies.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Symptomen

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Symptomen
Uitval motoriek
Incontinentie
Huid
stoornissen
Problemen AH
Verstoorde temp
regulatie
Uitval gevoel
Spasmen
Seksuele 
stoornissen
Zenuwpijn
Ontregelde bloeddruk

Slide 9 - Slide

Niet alle dwarslaesies geven dezelfde symptomen, omdat de symptomen afhankelijk zijn van waar de beschadiging in het ruggenmerg zit en of het een complete of incomplete dwarslaesie is. Sommige symptomen gelden wel voor iedere dwarslaesie, zoals verlamming van lichaamsdelen. Hoe hoger de dwarslaesie zit, hoe meer uitvalsverschijnselen er zullen zijn. De meest voorkomende algemene symptomen zijn:
Uitval van de motoriek onder het niveau van de laesie; niet meer kunnen bewegen. Doordat de afdalende motorische zenuwbanen in het ruggenmerg worden onderbroken, kan het signaal vanuit de hersenen de spieren niet meer bereiken. De spieren verlammen, spiermassa wordt afgebouwd en spierkracht gaat verloren. Tevens zijn spastische bewegingen mogelijk.
Uitval van het gevoel onder het niveau van de laesie: door een onderbreking van de opstijgende structuren ontstaan stoornissen in de sensibiliteit. Er is geen gevoel meer voor pijn, temperatuur en druk en de lichaamstemperatuur wordt slecht gereguleerd.
Door de sensibiliteitsuitval voelen zorgvragers hun lichaam niet meer. Het gevoel voor de positie van ledematen gaat verloren. Transpireren is vaak een teken dat er ergens iets mis is. Pijn wordt dus niet of ergens anders in het lichaam gevoeld.
Incontinentie van urine en ontlasting; zorgvragers met een dwarslaesie hebben een verlies van de beheersing over de blaas- en darmspieren. Bij blaasproblemen zie je bij de lage dwarslaesies vaak een slappe blaas, er kan dan ongewild urineverlies optreden bij hoesten, persen of transfers (verhoogde buikdruk). Bij een hogere dwarslaesie zie je vaak een zogenoemde ‘reflexblaas’, de zorgvrager kan de urinelozing niet meer bewust beïnvloeden. Hij voelt de aandrang niet meer. Een reflexblaas kan samentrekken op onvoorspelbare momenten.
De darmproblemen kenmerken zich door geen of in mindere mate controle over de sluitspieren van de darmen. De zorgvrager voelt niet dat de darmen geleegd moeten worden.
Spasmen: er kan sprake zijn van ongecontroleerd samentrekken van de spieren.
Huidstoornissen: de huid is slecht doorbloed, droog en dun en kan daardoor gemakkelijk kapotgaan. Huid die eenmaal kapot is, geneest slecht.
Seksuele stoornissen; bij mannen komt een onbewuste erectie nogal eens voor, de zorgvrager is niet meer in staat om dit onder controle te houden. Ook is het mogelijk dat reflexen (de erectiereflex en de ejaculatiereflex) los van elkaar voorkomen: er is wel een erectie maar geen zaadlozing, of omgekeerd: er is een zaadlozing zonder erectie.
Ruim 90 % van de mannen met een complete dwarslaesie is steriel en dus niet in staat om kinderen te verwekken. De vrouw met een dwarslaesie is wel vruchtbaar en kan kinderen krijgen, al zal bij de bevalling, omdat de vrouw niet mee kan persen, vaak een tang of een vacuümextractie nodig zijn.
Een orgasme wordt bij zowel de man als de vrouw niet meer beleefd. Door de sensibiliteitsstoornis worden gevoelens niet meer waargenomen. Wel is het mogelijk een nieuwe erogene zone te ontdekken, een ander gedeelte van het lichaam dat de functie heeft overgenomen. Vaak is dit huidgedeelte het overgangsgebied tussen de gewone en de gestoorde sensibiliteit. Een orgasme kan nog wel op een andere manier ervaren worden als voorheen: zorgvragers met veel spasmen worden slap, zorgvragers met pijn worden even pijnvrij of spannen alle spieren met daarna totale ontspanning.
Een verstoorde temperatuurregulatie (bij een hoge laesie): geen temperatuurveranderingen (te warm of te koud) kunnen voelen, waardoor gemakkelijk onderkoeling of juist oververhitting kan ontstaan.
Een verminderde ademhaling (bij een hoge laesie): bij een hoge dwarslaesie zijn ook de rib- en buikspieren verlamd. Deze spieren worden onder meer gebruikt bij diep in- en uitademen en bij hoesten; het ademhalen gebeurt dan alleen door het middenrif. Als gewoon hoesten niet gaat, kan een opeenhoping ontstaan van slijm in de longen. Dit kan infectie geven.
Autonome dysregulatie: zorgvragers met een hoge dwarslaesie (boven thoracaal 6 of cervicale dwarslaesie) kunnen een plotselinge, heftige en levensbedreigende verhoging krijgen van hun bloeddruk. Dit staat bekend als een autonome dysregulatie en is een medische noodsituatie. Het is een overdreven reactie van het zenuwstelsel op een specifieke prikkel afkomstig vanuit het gebied onder de dwarslaesie. Er is een prikkel in het lichaam ontstaan die niet gevoeld wordt. Zo’n prikkel kan bijvoorbeeld een overvolle blaas of darm zijn. Deze prikkel veroorzaakt zenuwprikkels die naar het ruggenmerg gestuurd worden en waardoor er een reflex in gang gezet wordt, die de bloedvaten in de huid en onderbuik vernauwt. Omdat de huid en onderbuik veel bloedvaten bevatten, loopt de bloeddruk in het hele lichaam snel op. Verschijnselen die je hiervan kunt waarnemen zijn erg transpireren, rood verkleurde huid boven de laesie, toename van spasmen en plotselinge hoofdpijn. Vóór de dwarslaesie zouden de hersenen remmende signalen verzonden hebben om deze reflexreactie te beheersen.
Neuropathische pijn; zorgvragers met een dwarslaesie kunnen veel last hebben van neuropathische pijn (zenuwpijn).
Diagnose
Röntgenonderzoek
CT scan
MRI scan
Punctie

Slide 10 - Slide

Niet alle dwarslaesies geven dezelfde symptomen, omdat de symptomen afhankelijk zijn van waar de beschadiging in het ruggenmerg zit en of het een complete of incomplete dwarslaesie is. Sommige symptomen gelden wel voor iedere dwarslaesie, zoals verlamming van lichaamsdelen. Hoe hoger de dwarslaesie zit, hoe meer uitvalsverschijnselen er zullen zijn. De meest voorkomende algemene symptomen zijn:
Uitval van de motoriek onder het niveau van de laesie; niet meer kunnen bewegen. Doordat de afdalende motorische zenuwbanen in het ruggenmerg worden onderbroken, kan het signaal vanuit de hersenen de spieren niet meer bereiken. De spieren verlammen, spiermassa wordt afgebouwd en spierkracht gaat verloren. Tevens zijn spastische bewegingen mogelijk.
Uitval van het gevoel onder het niveau van de laesie: door een onderbreking van de opstijgende structuren ontstaan stoornissen in de sensibiliteit. Er is geen gevoel meer voor pijn, temperatuur en druk en de lichaamstemperatuur wordt slecht gereguleerd.
Door de sensibiliteitsuitval voelen zorgvragers hun lichaam niet meer. Het gevoel voor de positie van ledematen gaat verloren. Transpireren is vaak een teken dat er ergens iets mis is. Pijn wordt dus niet of ergens anders in het lichaam gevoeld.
Incontinentie van urine en ontlasting; zorgvragers met een dwarslaesie hebben een verlies van de beheersing over de blaas- en darmspieren. Bij blaasproblemen zie je bij de lage dwarslaesies vaak een slappe blaas, er kan dan ongewild urineverlies optreden bij hoesten, persen of transfers (verhoogde buikdruk). Bij een hogere dwarslaesie zie je vaak een zogenoemde ‘reflexblaas’, de zorgvrager kan de urinelozing niet meer bewust beïnvloeden. Hij voelt de aandrang niet meer. Een reflexblaas kan samentrekken op onvoorspelbare momenten.
De darmproblemen kenmerken zich door geen of in mindere mate controle over de sluitspieren van de darmen. De zorgvrager voelt niet dat de darmen geleegd moeten worden.
Spasmen: er kan sprake zijn van ongecontroleerd samentrekken van de spieren.
Huidstoornissen: de huid is slecht doorbloed, droog en dun en kan daardoor gemakkelijk kapotgaan. Huid die eenmaal kapot is, geneest slecht.
Seksuele stoornissen; bij mannen komt een onbewuste erectie nogal eens voor, de zorgvrager is niet meer in staat om dit onder controle te houden. Ook is het mogelijk dat reflexen (de erectiereflex en de ejaculatiereflex) los van elkaar voorkomen: er is wel een erectie maar geen zaadlozing, of omgekeerd: er is een zaadlozing zonder erectie.
Ruim 90 % van de mannen met een complete dwarslaesie is steriel en dus niet in staat om kinderen te verwekken. De vrouw met een dwarslaesie is wel vruchtbaar en kan kinderen krijgen, al zal bij de bevalling, omdat de vrouw niet mee kan persen, vaak een tang of een vacuümextractie nodig zijn.
Een orgasme wordt bij zowel de man als de vrouw niet meer beleefd. Door de sensibiliteitsstoornis worden gevoelens niet meer waargenomen. Wel is het mogelijk een nieuwe erogene zone te ontdekken, een ander gedeelte van het lichaam dat de functie heeft overgenomen. Vaak is dit huidgedeelte het overgangsgebied tussen de gewone en de gestoorde sensibiliteit. Een orgasme kan nog wel op een andere manier ervaren worden als voorheen: zorgvragers met veel spasmen worden slap, zorgvragers met pijn worden even pijnvrij of spannen alle spieren met daarna totale ontspanning.
Een verstoorde temperatuurregulatie (bij een hoge laesie): geen temperatuurveranderingen (te warm of te koud) kunnen voelen, waardoor gemakkelijk onderkoeling of juist oververhitting kan ontstaan.
Een verminderde ademhaling (bij een hoge laesie): bij een hoge dwarslaesie zijn ook de rib- en buikspieren verlamd. Deze spieren worden onder meer gebruikt bij diep in- en uitademen en bij hoesten; het ademhalen gebeurt dan alleen door het middenrif. Als gewoon hoesten niet gaat, kan een opeenhoping ontstaan van slijm in de longen. Dit kan infectie geven.
Autonome dysregulatie: zorgvragers met een hoge dwarslaesie (boven thoracaal 6 of cervicale dwarslaesie) kunnen een plotselinge, heftige en levensbedreigende verhoging krijgen van hun bloeddruk. Dit staat bekend als een autonome dysregulatie en is een medische noodsituatie. Het is een overdreven reactie van het zenuwstelsel op een specifieke prikkel afkomstig vanuit het gebied onder de dwarslaesie. Er is een prikkel in het lichaam ontstaan die niet gevoeld wordt. Zo’n prikkel kan bijvoorbeeld een overvolle blaas of darm zijn. Deze prikkel veroorzaakt zenuwprikkels die naar het ruggenmerg gestuurd worden en waardoor er een reflex in gang gezet wordt, die de bloedvaten in de huid en onderbuik vernauwt. Omdat de huid en onderbuik veel bloedvaten bevatten, loopt de bloeddruk in het hele lichaam snel op. Verschijnselen die je hiervan kunt waarnemen zijn erg transpireren, rood verkleurde huid boven de laesie, toename van spasmen en plotselinge hoofdpijn. Vóór de dwarslaesie zouden de hersenen remmende signalen verzonden hebben om deze reflexreactie te beheersen.
Neuropathische pijn; zorgvragers met een dwarslaesie kunnen veel last hebben van neuropathische pijn (zenuwpijn).
Behandeling
Stabiliseren zorgvrager
Behandelen oorzaak
Voorkomen complicaties: beademing, LWI, trombose, decubitus, obstipatie, katheter, temperatuur, 
Revalidatie

Slide 11 - Slide

In de spinale shockfase zal de behandeling zich richten op het stabiel krijgen van de zorgvrager, het behandelen van de oorzaak van de dwarslaesie en het voorkomen van complicaties. Als er sprake is van een trauma, zullen de bestaande fracturen van de wervelkolom zo mogelijk worden vastgezet. Dit is nodig als de fracturen instabiel zijn. In dat geval bestaat er namelijk het gevaar dat de fractuurdelen ten opzichte van elkaar gaan schuiven, waarna het ruggenmerg opnieuw bekneld kan raken. Bij een dwarslaesie door tumoren wordt gekeken hoe de tumor verwijderd kan worden. Om de groei te remmen staan radiotherapie of chemotherapie ter beschikking. Bij het voorkomen van complicaties is een aantal punten van belang.
Beademing
Zeker in de eerste fase moet de ademhaling vaak kunstmatig worden overgenomen, omdat de ademhalingsspieren tekortschieten. Bij een compleet letsel boven cervicaal 4 is blijvende beademing noodzakelijk. Leven zonder beademing is dan niet mogelijk.
Voorkómen van luchtweginfecties
Bij een laesie boven T8 moet het ophoesten worden ondersteund (door uitwendig druk te geven op het onderste deel van de thoraxwand en de bovenbuik). Als het sputum te taai is, wordt de inademingslucht bevochtigd (via beademingsapparaat) en worden eventueel slijmoplossers toegediend.
Tromboseprofylaxe
Het risico op trombose wordt verkleind door de ledematen geregeld passief te laten bewegen, en door het geven van antistollingsmiddelen die door de arts worden voorgeschreven.
Decubituspreventie
Wisselligging is belangrijk. Als dit door de bestaande fracturen niet mogelijk is, kan een kantelbed worden gebruikt. Daarnaast is natuurlijk een adequaat matras onontbeerlijk, evenals drie keer per dag huidcontrole. Een zorgvrager met een dwarslaesie voelt niets en beweegt ook niet, zeker niet bij een hoge dwarslaesie. Er bestaat dus een heel groot decubitusrisico. Een correcte bedligging draagt niet alleen bij aan decubituspreventie, maar ook aan contractuurpreventie, spasmebestrijding, verbeterde longventilatie, stimulatie bloedsomloop en pijnpreventie.
Voorkomen van obstipatie
Tijdens de spinale shockfase kan darmperistaltiek afwezig zijn. De behandeling richt zich op niets per os geven en starten met enterale voeding. Zodra de darmperistaltiek is teruggekeerd wordt gestart met laxantia. Soms is het manueel verwijderen van ontlasting noodzakelijk.
Blaas
Tijdens de spinale shockfase is er sprake van een atone blaas (slappe blaas die zich alleen leegt als deze vol is). Daarbij is vaak sprake van een afwezig aandrang- en vullingsgevoel van de blaas. De zorgvrager heeft een verblijfskatheter.
Temperatuurregulatie
Hypothermie en hyperthermie kan voorkomen bij zorgvragers met een dwarslaesie. Er is sprake van hypothermie bij een temperatuur van 35 graden Celsius en lager. Van hyperthermie is sprake als het lichaam niet meer in staat is voldoende af te koelen tot een normale temperatuur (oververhitting). Bij hypothermie is opwarmen (isolerende kleding/dekens, warme dranken) noodzakelijk, bij hyperthermie koelen en eventueel paracetamol. Na de spinale shockfase in het ziekenhuis zal de zorgvrager vanaf de verpleegafdeling worden overgeplaatst naar een verpleegafdeling in het revalidatiecentrum. Als de zorgvrager tijdens de revalidatie zover is dat hij naar huis kan, gaat de revalidatie vaak nog poliklinisch verder.
Revalidatie
Revalidatie vindt in de meeste gevallen plaats in een gespecialiseerd revalidatiecentrum met een dwarslaesie-afdeling. De revalidatie richt zich op:
verwerking van de aandoening, voorlichting over de toekomst;
arm-handfunctietraining;
trainen van de blaasfunctie/beheersen van zelfkatheterisatie;
trainen van de darmfunctie;
draaien in bed;
transfertraining: lig-zit, zit-lig, in-uit bed;
verzelfstandigen van de adl;
loopfunctie;
rolstoel rijden;
hobby’s/werk;
vervoer;
seksualiteit en uitzoeken van mogelijkheden voor procreatie (voortplanting).

Revalidatie

Slide 12 - Mind map

This item has no instructions

Revalidatie
Verwerking
Voorlichting
Trainen 
darmfunctie
Trainen ADL
Hobby's
Werk
Trainen
arm hand functie
Draaien in bed
Loopfunctie
Vervoer
Trainen blaasfunctie
Zelfkatheterisatie
Transfertraining
Rolstoel
Rijden
Seksualiteit

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Rol verpleegkundige

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Rol verpleegkundige
Houding
Beweging
Blaasfunctie
Temperatuur
Psychische 
gevolgen
Spasticiteit
Darmfunctie
Voeding
Sociale 
gevolgen
Huidverzorging
Ademhaling
Pijnbeleving

Slide 15 - Slide

De verpleging van een zorgvrager met een dwarslaesie brengt de volgende specifieke aandachtspunten met zich mee.
Houding en beweging
De zorgvrager moet met zijn nog aanwezige spierkracht goed in beweging blijven, dit om contracturen te voorkomen en de bloedcirculatie te bevorderen. De verlamde lichaamsdelen kunnen met behulp van de fysiotherapeut passief geoefend worden. Ook kan de fysiotherapeut spieren rekken. Dit rekken moet langzaam en langdurig gebeuren, zodat de spier langer wordt en na het rekken op voldoende lengte is om te kunnen ontspannen. Het effect van een half uur rekken kan tot een dag aanhouden. Bij de transfer van zorgvragers met een dwarslaesie maak je gebruik van een tillift. Zorgvragers met een lage dwarslaesie hebben meestal een goede handfunctie. Bij hen kun je bij de transfer gebruikmaken van een transferplank/glijplankje: de zorgvrager kan dan van zijn bed in de rolstoel glijden, eventueel met hulp. Ook kan de zorgvrager meetillen met behulp van een papegaai boven het bed.
Spasticiteit
Een totale dwarslaesie wordt aanvankelijk gekenmerkt door een slappe, volledige verlamming en een complete uitval van reflexen. In de loop van weken of maanden, afhankelijk van het niveau van de dwarslaesie, keren de reflexen onder het niveau van de laesie terug, soms in ontremde vorm. Ze geven dan aanleiding tot zeer hinderlijke, onwillekeurige bewegingen: spasmen. Het kan gaan om kleine bewegingen, maar een been kan ook plotseling omhoogschieten. De spasmen kunnen bij zorgvragers met een incomplete dwarslaesie pijnlijk zijn. Er kan sprake zijn buig- of strekspasmen. Bij een buigspasme overheerst de spanning van de buigspieren, bij een strekspasme is het de spanning van de strekspieren. Vaak worden spasmen veroorzaakt door bepaalde prikkels, bijvoorbeeld urineweginfecties, pijn, koorts, decubitus of emotionele stress. Daarnaast kunnen spierautomatismen optreden. Dit zijn onwillekeurige bewegingen in spiergroepen: tremoren. Beweging is goed om spasmen tegen te gaan en verstijving van gewrichten te voorkomen. Als spasmen het dagelijks leven ernstig belemmeren en pijnlijk zijn, is behandeling – bijvoorbeeld met spierverslappende medicijnen (baclofen) – noodzakelijk. Als verpleegkundige moet je soms bij de verpleging van zorgvragers met spasmen rust en geduld hebben, en wachten tot de zorgvrager weer kan ontspannen.
Huidverzorging
Door slechte doorbloeding van de huid en gevoelloosheid, is het gevaar van het ontstaan van decubitus en smetten erg groot. Je kunt de zorgvrager die in de rolstoel zit stimuleren de druk te verminderen door regelmatig te liften (met de armen even omhoog drukken), of zijwaarts of voorover te leunen. Inspecteer de huid goed op roodheid, wondjes of andere afwijkingen. De zorgvrager kan met een spiegel zijn huid inspecteren. Goede voetverzorging is ook belangrijk: de voeten dagelijks wassen, zo nodig insmeren, controleren op wondjes en drukplekjes, en nagels knippen.
Blaasfunctie
In het revalidatiecentrum heeft de zorgvrager geleerd hoe hij zijn blaas kan ledigen. Bij een hoge dwarslaesie is er sprake van een reflexblaas. Het reflexcentrum, laaggelegen in het ruggenmerg, is intact. De zorgvrager voelt meestal niet dat de blaas is gevuld, maar bepaalde lichamelijke verschijnselen kunnen hierop wijzen, zoals blozen, hoofdpijn of hevig transpireren. De zorgvrager kan de blaas ledigen door op de blaas te kloppen en zo de reflex op te wekken. De blaasspier ontspant zich hierdoor. Dit proces vraagt wel wat tijd.
Bij een lage dwarslaesie is er sprake van een atoneblaas. De blaas reageert niet op prikkels en kan zich niet samentrekken en daardoor ledigen. Een slappe blaas kan het beste geleegd worden door op vaste tijden te katheteriseren. Als intermitterend katheteriseren niet mogelijk is, dan is een verblijfskatheter nodig. Meestal wordt voor een katheter via de buikwand (suprapubische katheter) gekozen, omdat deze op de lange termijn de minste complicaties geeft.
Bij ongewild urineverlies tussendoor kan de zorgvrager gebruikmaken van incontinentiemateriaal of, voor mannen, een condoomkatheter (uritip of unisar). Tot slot is er de mogelijkheid om een bionisch blaasimplantaat operatief in te brengen die de blaas controleert via directe zenuwstimulatie of spierstimulatie. Dit apparaatje bestaat uit een ingebrachte stimulator en een externe controller. Goed ledigen van de blaas is belangrijk in verband met infectiegevaar. Achterblijvende urine kan een groeibodem vormen voor bacteriën, die op hun beurt de oorzaak zijn van urineweginfecties. De nieren kunnen ook door terugkerende infecties beschadigd worden. Regelmatige controle van de urine op de aanwezigheid van bacteriën is noodzakelijk.
Darmfunctie
Zorgvragers met een dwarslaesie hebben een gestoorde darmfunctie. Dit heeft vaak obstipatie tot gevolg. Je kunt ontlasting reflexmatig opwekken door het inbrengen van een zetpil of klysma. Meestal heeft de zorgvrager dan al orale laxeermiddelen ingenomen. Zetpillen of microklysma's werken niet bij een endeldarm zonder reflexen. Andere laxeermethoden bij een slappe darm zijn het manueel verwijderen van ontlasting, of darmspoelen met een pomp of anaal spoelsysteem. Een zekere regelmaat hierin is wenselijk. Bij incontinentie van ontlasting kan de zorgvrager gebruikmaken van absorberend incontinentiemateriaal en/of een anaaltampon. Bij diarree is het wel van belang om de oorzaak te onderzoeken. Er kan sprake zijn van overloopdiarree als gevolg van verstopping. De ontlasting kondigt zich vaak op vergelijkbare manier aan als een volle blaas: transpireren, kippenvel of hoofdpijn.
Ademhaling
Zorgvragers met een laesie boven de zesde borstwervel, hebben een gestoorde ademhaling. Het ademhalingsvolume vermindert door een verzwakking van borst- en buikspieren. Er ontstaat een oppervlakkige ademhaling. Ook het ophoesten van slijm gaat moeilijk. In sommige gevallen is het nodig dat de fysiotherapeut bij de zorgvrager het slijm in de longen losklopt. Deze zorgvragers zijn vaak erg vatbaar voor luchtweginfecties. Hebben zorgvragers een erg hoge dwarslaesie, dan kunnen zij niet zonder beademing door een beademingsapparaat.
Temperatuur
De temperatuurregulatie van een zorgvrager met een hoge dwarslaesie is niet optimaal. Hij voelt geen temperatuurveranderingen, is gevoelloos voor warmte en kou, en het vermogen om warmte af te geven via transpiratie is verstoord. Dit kan ertoe leiden dat het lichaam de omgevingstemperatuur aanneemt, met temperatuurverhoging en ondertemperatuur tot gevolg. De temperatuur van de omgeving moet bij voorkeur zo gelijkmatig mogelijk zijn. Geef extra aandacht aan het voorkomen van oververhitting (vermijd lang in de zon zitten) en afkoeling. Bij oververhitting kun je de zorgvrager afkoelen met natte, koele handdoeken. Bij onderkoeling kunnen dekens en kruiken de zorgvrager helpen om weer op temperatuur te komen.
Voeding
De voeding moet gezond en gevarieerd zijn. Bij obstipatieproblemen heeft vezelrijke voeding de voorkeur en eiwitrijke voeding bij de kans op decubitus. Verder is het van belang om te letten op gewichtstoename en -afname.
Pijnbeleving
Als een zorgvrager pijnklachten heeft, gaat het meestal om neuropathische pijn of sensaties in de verlamde lichaamsdelen. Hij kan deze sensaties moeilijk benoemen. De pijn wordt soms omschreven als een tintelend gevoel, alsof je in brandnetels hebt gelegen. Ook kan de zorgvrager pijn ervaren in het overgangsgebied van de laesie. De intensiteit en duur van de klachten, en de manier waarop de zorgvrager de pijn ervaart, worden ook bepaald door psychische factoren, de omgeving, persoonlijkheid en traumaverwerking. Factoren die de pijn kunnen verminderen of dempen zijn:
medicatie, zoals algemene pijnstillers (niet alle ‘gewone’ pijnstillers zijn effectief bij neuropathische pijn), anti-epileptica (medicijnen tegen epilepsie blijken bij zenuwpijn soms goed aan te slaan) en antidepressiva (deze worden niet voorgeschreven omdat de pijn psychisch is, maar omdat bepaalde antidepressiva de geleiding in de zenuwen vertragen, wat pijnstillend werkt);
inhaleren van medicinale cannabis;
TENS (transcutane elektrische neurostimulatie): door kleine stroomstootjes via elektrodes af te geven, wordt de zenuw geprikkeld om zelf pijnstillende stoffen te maken;
cognitieve gedragstherapie;
fysiotherapie;
ontspanning (bijvoorbeeld liggen), warmte, massage, afleiding als werk, hobby’s en gezelligheid.
Aspecifieke reacties
Geringe stoornissen in het lichaam (volle blaas of volle darmen, een beginnende infectie of het ontstaan van decubitus) kunnen zich uiten in bepaalde reacties, vooral bij hoge laesies. Als verpleegkundige moet je alert zijn op aspecifieke reacties van het lichaam, zoals koorts, snelle pols, sterk transpireren, hoofdpijn en misselijkheid. Een volle blaas kan zich uiten in hevige hoofdpijn.
Psychische en sociale gevolgen
De zorgvrager met een dwarslaesie door een trauma is opeens een rolstoelgebruiker geworden. Alle verwachtingen voor de toekomst zijn dan de bodem ingeslagen. De zorgvrager heeft vanaf het begin heel veel emoties te verwerken. Dit proces is te vergelijken met een rouwproces bij een ernstig verlies. Of men een geliefde door de dood verliest of door een ongeval afstand moet doen van eigen mogelijkheden, het proces is hetzelfde. Uiteindelijk zal de zorgvrager nieuwe normen en waarden moeten vinden voor zijn levensdoelen en in de nieuwe situatie (vanuit de rolstoel) nieuw gedrag moeten aanleren. Hij moet ook leren omgaan met blijvende afhankelijkheid en maximaal gebruikmaken van zijn overgebleven mogelijkheden. De opnieuw opgebouwde sociale contacten worden vaak nog eens extra bedreigd als de zorgvrager incontinent wordt. Dit kan bij alle vormen van dwarslaesie optreden.
Als spasmen toenemen bij een zorgvrager met een dwarslaesie, ga je na of de zorgvrager last heeft van lichamelijke ongemakken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Een zorgvrager met een hoge dwarslaesie voelt wanneer hij het warm of koud heeft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Een zorgvrager met een lage dwarslaesie kan met een papegaai boven het bed meehelpen zichzelf uit bed te tillen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Om contracturen te voorkomen, is passief oefenen van verlamde lichaamsdelen belangrijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Passief bewegen bevordert de bloedcirculatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Zorgvragers met een hoge dwarslaesie hebben een reflexblaas die zich niet vanzelf leegt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Zijn er nog vragen?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Bronnen
Thieme Meulenhoff (boek gehandicaptenzorg)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions