This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
rekentoets breuken 1F
Slide 1 - Slide
Veel succes!
veel succes
Slide 2 - Slide
hoe schrijf je een breuk op
Je schrijft tijdens deze toets de breuk als volgt op:
1/2
1/6
Slide 3 - Slide
Wat is de noemer van een breuk?
A
Het bovenste getal van een breuk.
B
Het antwoord in een som.
C
Het onderste getal van een breuk.
D
De kleinste breuk.
Slide 4 - Quiz
Welke afbeelding past bij de breuk?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 5 - Quiz
Welk deel is hier ingekleurd?
Welke afbeelding past bij de breuk?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 6 - Quiz
155+157=
A
1512
B
3012
C
1511
D
3011
Slide 7 - Quiz
Aan jou wordt gevraagd om de breuk te vereenvoudigen? Wat moet je bij zo'n vraag doen?
A
De noemers van de breuk moeten gelijk gemaakt worden.
B
De breuk moet zo klein mogelijk gemaakt worden.
C
De breuk moet van elkaar afgetrokken worden.
D
De breuk moet bij elkaar opgeteld worden.
Slide 8 - Quiz
Welk deel is grijs gekleurd. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 9 - Open question
Welk deel is grijs gekleurd. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 10 - Open question
Welk deel is grijs gekleurd. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 11 - Open question
Welk deel is grijs gekleurd. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 12 - Open question
Reken uit. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 13 - Open question
Reken uit. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 14 - Open question
Reken uit. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 15 - Open question
Reken uit. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 16 - Open question
Reken uit. Vereenvoudig zo ver mogelijk.
Slide 17 - Open question
Welk deel van de strandbal is grijs? Vereenvoudig de breuk zo ver mogelijk.
Slide 18 - Open question
Henk en Sandra eten pizza. Henk eet 1/3 van de pizza op. Sandra eet 1/6 van de pizza op. Hoeveel stukken pizza blijven er over?Schrijf de berekening op en vereenvoudig.
Slide 19 - Open question
Aan jou wordt gevraagd om de breuk gelijknamig te maken. Wat moet je doen bij zo'n vraag?
A
De noemers van de breuk moeten gelijk gemaakt worden.
B
De breuk moet zo klein mogelijk gemaakt worden.
C
De breuk moet van elkaar afgetrokken worden.
D
De breuk moet bij elkaar opgeteld worden.
Slide 20 - Quiz
21+41=
A
62
B
63
C
42
D
43
Slide 21 - Quiz
Reken uit. Maak de breuken eerst gelijknamig. Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.
Slide 22 - Open question
Reken uit. Maak de breuken eerst gelijknamig. Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.
Slide 23 - Open question
Reken uit. Maak de breuken eerst gelijknamig. Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.
Slide 24 - Open question
Rosa heeft nog 6/8 kaas. Ze verdeelt deze kaas over 3 personen. Hoeveel kaas krijgt iedere persoon? Schrijf de berekening op. Vereenvoudig de breuk zo ver mogelijk.