What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Rijn IJssel
Visit the website
‹
Return to search
Comperatief (TC A2 thema 1.15)
Trappen van vergelijking
(
comparatief
)
Thema 1.15
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Trappen van vergelijking
(
comparatief
)
Thema 1.15
Slide 1 - Slide
1.15 klein, kleiner - groot, groter
Als je mensen of dingen wilt vergelijken, zet je meestal -
er
achter het woord:
klein - klein
er
groot - grot
er
dik - dikk
er
mooi - mooi
er
Slide 2 - Slide
Wat doe je met woorden die op een
r
eindigen?
Deze woorden krijgen
-der
achter het woord:
lekker - lekker
der
duur - duur
der
zwaar - zwaar
der
Slide 3 - Slide
Let op!
Er zijn ook onregelmatige woorden:
graag -
liever
goed -
beter
veel -
meer
weinig -
minder
Deze woorden moet je dus uit je hoofd leren!
Slide 4 - Slide
Wanneer je twee mensen of dingen met elkaar wilt vergelijken, gebruik je het woord
dan.
Omar is ouder
dan
mijn broer.
Mijn auto is goedkoper
dan
jouw auto.
Slide 5 - Slide
Welk woord is weg?
De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ________.
Slide 6 - Open question
Welk woord is weg?
De tafel is zwaar, maar de kast is ______.
Slide 7 - Open question
Welk woord is weg?
James is ______ (groot) dan Blazej.
Slide 8 - Open question
Welk woord is weg?
Taha praat graag, maar speelt _____ cricket.
Slide 9 - Open question
Zelf zinnen maken
Gebruik een vergelijking en het woordje
dan.
Bijvoorbeeld: mijn pen - jouw pen
Mijn pen is groter
dan
jouw pen.
Slide 10 - Slide
mijn telefoon - jouw telefoon
Slide 11 - Open question
mijn land - jouw land
Slide 12 - Open question
mannen - vrouwen
Slide 13 - Open question
koekjes - fruit
Slide 14 - Open question
Ben je klaar voor de toets?
A
ja
B
nee
Slide 15 - Quiz
Heb je nog een vraag over thema 1?
Slide 16 - Open question