Werkwoordspelling oefenen 1

Werkwoord spelling 1
Geef bij alle vragen het juiste antwoord.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoord spelling 1
Geef bij alle vragen het juiste antwoord.

Slide 1 - Slide

Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
D
B
T
C
DT

Slide 2 - Quiz

Feedback:
‘Beoordeelt’ is een persoonsvorm. Dit kun je goed horen als je ‘beoordeelt’ vervangt door een werkwoord als ‘nakijkt’ of ‘smurft’. In de tegenwoordige tijd schrijf je in dit
geval de ik-vorm + t. 

Slide 3 - Slide

Vin_ je het een probleem die toets nog even uit te stellen?
A
D
B
DT
C
T

Slide 4 - Quiz

Feedback:
Je kunt ‘je’ in deze zin vervangen door ‘jij’. Het onderwerp van de zin is ‘jij’. Als ‘jij’ achter de persoonsvorm staat, schrijf je alleen de ik-vorm. Als je ‘vind’ vervangt door ‘maak’ of
‘smurf’, kun je goed horen dat er geen ‘t’ bij moet komen.

Slide 5 - Slide

Het is belangrijk te weten of hij voldoende tijd aan zijn huiswerk bestee_ heeft.
A
D
B
DT
C
T

Slide 6 - Quiz

Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
D
B
T
C
DT

Slide 7 - Quiz

Wie de nieuwe teamleider wor_, is nog onduidelijk.
A
D
B
T
C
DT

Slide 8 - Quiz

Drie collega’s mel_en zich vorige week bij de directie om daar vragen over te stellen.
A
D
B
DD

Slide 9 - Quiz

Feedback:
‘Meldden’ kun je in deze zin van tijd veranderen. Dit kun je goed horen als je ‘meldden’ vervangt door een woord als ‘begaven’. ‘Meldden’ is een zwak werkwoord. Je schrijft hier
de ik-vorm (meld) plus ‘den’. 

Slide 10 - Slide

Het nakijken van alle toetsen kos_e hem heel veel tijd.
A
T
B
TT

Slide 11 - Quiz

Die docent had vooral vragen gesteld over de verplich_e leerstof.
A
T
B
TT

Slide 12 - Quiz

Gisteren pra_en die leerlingen de problemen met hun docent uit.
A
Praten
B
Praatten
C
Praatte

Slide 13 - Quiz

Wij wisten niet dat we zo lang op uitslagen moesten wach_en.
A
T
B
TT

Slide 14 - Quiz

Op die bijeenkomst wor_ je uitgelegd hoe je dat probleem kunt oplossen.
A
D
B
DT

Slide 15 - Quiz

Feedback:
Je kunt ‘je’ in deze zin niet vervangen door ‘jij’, maar wel door ‘jou’. ‘Je’ is in deze zin meewerkend voorwerp.

Slide 16 - Slide

Deze leerling benader_ zijn docenten nogal agressief.
A
T
B
D
C
DT

Slide 17 - Quiz

Met genoegen kan ik u meedelen dat ik zijn opvolger een goede docent vin_.
A
D
B
DT
C
T

Slide 18 - Quiz

Dat het de leerlingen zo veel moeite zou kos_en, had ik niet verwacht.
A
T
B
TT
C
D

Slide 19 - Quiz

Toen de minister de begroting behandel_ had, kreeg hij van alle kanten kritische vragen.
A
D
B
T
C
DT

Slide 20 - Quiz

“Wat dit inhou_, kan ik jullie nu nog niet vertellen”, zei mijn collega.
A
T
B
DT
C
D

Slide 21 - Quiz

Je moet iemand geen cijfer geven als je hem niet geloof_.
A
D
B
T
C
DT

Slide 22 - Quiz

Je moet haar wel helpen als je het beloof_ hebt.
A
T
B
D
C
DT

Slide 23 - Quiz

Alle beantwoor_e vragen liet die docent door een collega lezen.
A
D
B
DD

Slide 24 - Quiz

Feedback:
‘Beantwoorde’ is geen persoonsvorm, maar een bijvoeglijk naamwoord. Als je de zin van tijd verandert, hoor je dat ‘beantwoorde’ niet kan veranderen.
Als je ‘beantwoorde’ door bijvoorbeeld ‘belangrijke’ vervangt, zie je ook dat het een bijvoeglijk naamwoord is.
Bijvoeglijke naamwoorden schrijf je zo kort mogelijk; dus met één ‘d’.

Slide 25 - Slide

Het is ons beleid, dat een docent een vraag van een leerling binnen drie werkdagen beantwoor_.
A
T
B
D
C
DT

Slide 26 - Quiz