Tabellen, 1F

Tabellen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Tabellen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Tabellen
In een tabel staat informatie overzichtelijk ingedeeld in rijen en kolommen.
Een rij loopt van links naar rechts.
Een kolom loopt van boven naar beneden.
Een hokje van een tabel noem je een cel.



kolom 1
kolom 2
kolom 3
rij 1 →
rij 2 →
rij 3 →
cel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Welke zin is waar?
A
Deze tabel heeft 4 kolommen en 3 rijen.
B
Deze tabel heeft 3 kolommen en 4 rijen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions


In de linker kolom staat vaak welke informatie je in de rijen vindt.

In de bovenste rij staat vaak welke informatie je in de kolommen vindt.

Bij het aflezen van informatie uit
een tabel zoek je de cel op waar
de rij en kolom waar je iets over
wilt weten elkaar kruisen.

Bijvoorbeeld






Je wilt weten welk cijfer leerling 4
voor het verslag heeft gehaald.

In de linker kolom zoek je leerling 4.
In de bovenste rij zoek je het verslag.
Waar deze rij en kolom elkaar kruisen
vindt je het goede cijfer.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Joop bouwt zijn eigen kasten en heeft in een tabel opgeschreven wat daarvoor nodig is. Hij hoeft alleen nog de boeken-kast te maken. In de gereedschapskist liggen nog 30 schroeven. Is dat genoeg?
A
Ja, hij heeft genoeg schroeven.
B
Nee, hij heeft te weinig schroeven.

Slide 5 - Quiz

Welke informatie heb je nodig? Zoek in de linker kolom de boekenkast. Zoek in de bovenste rij de schroeven. Waar deze rij en kolom elkaar kruisen, vind je het getal dat je nodig hebt.
In de tabel hiernaast staat het minimum jeugdloon van 2018 weergegeven.
Schrijf op hoeveel euro iemand van 17 met een fulltime baan per week verdient.



Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Rekenen met tabellen
Met de informatie uit een tabel kun je berekeningen uitvoeren.
Je moet dan eerst bedenken welke informatie uit de tabel je nodig hebt.



Bijvoorbeeld
Mariëlle past na school vaak even op de dochter van haar buren. Ze krijgt hiervoor 4 euro per uur. Ze houdt in een tabel bij hoeveel uur ze in een week werkt. Hoeveel euro heeft Mariëlle op dinsdag verdiend?

Eerst zoek je op welke informatie je nodig hebt: het aantal
uren op dinsdag. Dan reken je de som uit: 1,5 x 4 = 6 euro.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Joop heeft de kasten in de woonkamer en de slaapkamer gemaakt. Hoeveel planken heeft hij tot nu toe gebruikt?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Hoeveel euro verdient iemand van 19 jaar meer per uur dan iemand van 17 jaar?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is de afstand tussen Amsterdam en Maastricht ?

A
188 km.
B
216 km.
C
181 km.
D
79 km.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe lang doe je over de reis van Amsterdam naar Maastricht?
A
2:20 uur
B
1:56 uur
C
O:57 uur
D
2:18 uur

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

hoeveel meisjes en jongens zijn er in totaal geboren in 2006
A
250 + 200 = 450
B
200 + 200 = 400
C
250 + 250 = 500
D
250 + 375 = 625

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

In welk jaar zijn er 250 meisjes en
250 jongens geboren?
A
2009
B
2006
C
2007
D
2008

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

In welk jaar zijn er meer jongens dan meisjes geboren?
A
in geen enkel jaar
B
2007
C
2008
D
2009

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions