1. Hij lijkt hard te werken maar hij doet het niet.
2. Ze lijkt geblesseerd te zijn maar ze is het niet.
3. Ze lijken heel volwassen te zijn maar ze zijn het niet.
4. Het lijkt een groot probleem maar dat is het niet.
5. Het lijkt beter te gaan maar dat doet het niet.
6. Ik lijk heel aardig maar ik ben het niet.
7. Dit team lijkt beter dan het vorige maar dat is het niet.
8. Het leek een mooie wedstrijd te worden maar dat was het niet.