woorden Taal Compleet thema 4

lijken/leken
1. Hij lijkt hard te werken maar hij doet het niet.
2. Ze lijkt geblesseerd te zijn maar ze is het niet.
3. Ze lijken heel volwassen te zijn maar ze zijn het niet.
4. Het lijkt een groot probleem maar dat is het niet.
5. Het lijkt beter te gaan maar dat doet het niet.
6. Ik lijk heel aardig maar ik ben het niet.
7. Dit team lijkt beter dan het vorige maar dat is het niet.
8. Het leek een mooie wedstrijd te worden maar dat was het niet.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

lijken/leken
1. Hij lijkt hard te werken maar hij doet het niet.
2. Ze lijkt geblesseerd te zijn maar ze is het niet.
3. Ze lijken heel volwassen te zijn maar ze zijn het niet.
4. Het lijkt een groot probleem maar dat is het niet.
5. Het lijkt beter te gaan maar dat doet het niet.
6. Ik lijk heel aardig maar ik ben het niet.
7. Dit team lijkt beter dan het vorige maar dat is het niet.
8. Het leek een mooie wedstrijd te worden maar dat was het niet.

Slide 1 - Slide

aanraden = 
de raad geven /aanprijzen
accepteren = het goed vinden

Slide 2 - Slide

de hovenier = de tuinman
de toeslag = extra geld

Slide 3 - Slide

balen van  = niet leuk vinden
gierig 

Slide 4 - Slide

de renovatie= de verbouwing
het budget = geld wat je hebt

Slide 5 - Slide

opgelucht
de verzekering

Slide 6 - Slide

beperkt= niet helemaal
het misverstand =  afspraak
verkeerd begrepen

Slide 7 - Slide

inmiddels = in die tijd
het verzoek = de vraag

Slide 8 - Slide

het saldo
de opbrengst = hoeveel geld is
verdiend/opgehaald

Slide 9 - Slide

verdacht = denken dat er iets mis is
pech hebben = geen geluk hebben

Slide 10 - Slide

Hij wil zijn geld niet delen,
hij is ...............
A
opgelucht
B
verdacht
C
gierig
D
verzocht

Slide 11 - Quiz

Die telefoon is goed, die moet je kopen.
A
accepteren
B
misverstand
C
toeslag
D
aanraden

Slide 12 - Quiz

Ik heb het niet goed begrepen, het is een ..........

Slide 13 - Open question

Je moet nog een ...........afsluiten voor
zo'n auto
A
verzekering
B
verzoek
C
verdacht
D
budget

Slide 14 - Quiz

Ik wil een nieuwe kamer en keuken,
dat wordt een grote:

Slide 15 - Open question

Gelukkig, dat ging goed, ik ben erg .................

Slide 16 - Open question

Ik heb gecollecteerd, de ............... is 60 euro
A
saldo
B
betaling
C
opbrengst
D
conclusie

Slide 17 - Quiz

Hoeveel geld heb je op rekening, wat is je..............?

Slide 18 - Open question

Dat ging niet goed, ik ............... ervan!

Slide 19 - Open question