Les 1 3.4

Startrekenen 
schema's




1 / 16
next
Slide 1: Slide
RekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Startrekenen 
schema's




Slide 1 - Slide

Uitleg

Een schema laat zien hoe iets werkt of in elkaar zit.
Je kunt in een schema informatie overzichtelijk laten zien.

Je kunt een schema aflezen. 
Je moet dan weten waar je de informatie die je zoekt in het schema kunt vinden. 




Slide 2 - Slide

Wie treedt op,
op het hoofdpodium
van 18.00 uur
tot 20.00 uur?
A
DJ Seppe
B
Oetakke
C
DJ Fonkel
D
Ome Aart

Slide 3 - Quiz

Uitleg
Een pijl in je schema laat zien waar je naar toe moet.  
Volg de pijlen die bij het antwoord horen. 
Antwoord

Slide 4 - Slide

Het is geen mooi weer,
de zolder is vrij
en je bent met meer dan 10 man.

Wat ga je doen volgens het schema?
A
film kijken
B
potje voetbal
C
levend stratego
D
helemaal niets!

Slide 5 - Quiz

Uitleg
Sommige schema's hebben een legenda.
Je gebruikt de legenda om een schema af te kunnen lezen. 




Slide 6 - Slide

Hoeveel passagiers werden vervoerd,
volgens het schema
in de maand augustus ?
A
500
B
450
C
hetzelfde aantal als in april
D
400, de rest moest zelf zwemmen

Slide 7 - Quiz

Hoeveel bloembollen zijn er volgens
het schema in
de maand maart vervoerd?
A
300
B
3000
C
220
D
12.000

Slide 8 - Quiz

Hoeveel minuten
geeft 1 hokje
in het schema
weer?

Slide 9 - Open question

3 minuten
Schrijf de
berekening op.

Slide 10 - Open question

Hoeveel minuten
hardlopen staan er in
totaal bij week 3?

Slide 11 - Open question

15 minuten hardlopen.
Schrijf de
berekening op.

Slide 12 - Open question

In welk jaar zitten
er evenveel meisjes
als jongens op
De Postduif?
A
2009
B
2010
C
2011
D
2012

Slide 13 - Quiz

Hoeveel meisjes
zaten er
in 2011 op
De Postduif?
A
25
B
100
C
125
D
250

Slide 14 - Quiz

In 2012 zaten er
150 meisjes op
De Postduif?
Hoeveel poppetjes
zijn dat?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 15 - Quiz

In 2012 zaten er in
totaal 250 kinderen
op De Postduif?
Hoeveel blauwe
poppetjes zijn dat?
150
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 16 - Quiz