AGAA C6 week 8: Astma en COPD algemeen

ASTMA EN COPD ALGEMEEN
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Geneesmiddelkennis ApothekersassistentenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

ASTMA EN COPD ALGEMEEN

Slide 1 - Slide

leerdoelen
met behulp van deze lesson - up kan je kijken of je voldoende weet van de behandeling van astma en COPD

Slide 2 - Slide

Astma en COPD zijn aandoeningen aan
A
voornamelijk de grote luchtwegen
B
voornamelijk de kleine luchtwegen
C
evenredig de grote en kleine luchtwegen
D
alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Slide 3 - Quiz

COPD kenmerkt zich door
A
chronische benauwdheid en kortademigheid
B
chronisch (continu) hoesten
C
het welbekende (rokers) kuchje en overmatige slijmproductie
D
alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Slide 4 - Quiz

COPD kan genezen door
A
De juiste inhalatiemedicatie i.c.m. fysieke en mentale begeleiding
B
Een combinatie van antibiotica en corticosteroïden
C
Biologicals i.c.m. mentale begeleiding
D
Geen van de bovenstaande antwoorden is juist

Slide 5 - Quiz

Een ander woord voor exa cerbatie bij astma of COPD is
A
een heftige hoestaanval
B
een longaanval
C
een plotselinge vaatverwijding
D
een sterke ontstekingsremmer

Slide 6 - Quiz

wat is het verschil in longfunctie tussen COPD en astma?
A
Bij een COPD-patiënt is de longfunctie blijvend verminderd, ook bij optimale behandeling. Bij een astmapatiënt is dit overwegend normaal
B
Bij een astmapatiënt is de longfunctie blijvend verminderd, ook bij optimale behandeling. Bij een COPD-patiënt is dit overwegend normaal
C
Bij astma- en COPD patiënten is de longfunctie blijvend verminderd, ook bij optimale behandeling
D
Geen van de bovenstaande antwoorden is juist

Slide 7 - Quiz

Om astma en/of COPD te behandelen kan je gebruik maken van inhalatiemedicatie. Die bestaan veelal uit (al dan niet een combinatie van) ICS, LABA en LAMA. Dit zijn afkortingen voor:
A
Inhalatiecorticosteroïden, long acting muscarinic antagonists en long acting bèta-2-agonists
B
Inhalatiecorticosteroïden, long acting muscarinic agonist en long acting bèta-2-antagonists
C
Inhalatiecortisonen, last acting muscarinic antagonists en last acting bèta-2-agonists
D
Geen van de bovenstaande antwoorden is juist

Slide 8 - Quiz

welke middelen vormen de hoeksteen bij de behandeling van astma?
A
PDE-4
B
LAMA
C
LABA
D
ICS

Slide 9 - Quiz

Inhalatiemedicatie voor astma en COPD zit veelal in een aerosol (pMDI) of in een droogpoeder (DPI). Wat is een groot verschil tussen deze twee therapievormen?
A
en pMDI’s zet je louter in bij astma. DPI’s bij COPD
B
pMDI’s gebruik je louter bij kinderen en ouderen. DPI’s zijn voor alle leeftijden
C
Op pMDI’s kan geen dosisteller zitten. Op DPI’s wel
D
pMDI’s kan je mét voorzetkamer gebruiken. DPI’s niet

Slide 10 - Quiz

Hoeveel stappen in de behandeling van astma heeft de NHG standaard van 2020 gedefinieerd?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 11 - Quiz

Voor de behandeling van COPD richt de GOLD zich op ‘treatable traits’. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Behandeling op basis van de behandelbare klachten / patiëntkenmerken
B
Behandeling op basis van de nieuwste inzichten
C
Behandeling op basis van het advies van de 2e lijn
D
Behandeling op basis van shared decision making

Slide 12 - Quiz

Wat wordt bij een COPD behandeling bedoeld met een vaste triple therapie?

Slide 13 - Open question

Wat kunnen nadelen van het gebruik van een LABA, LAMA en een ICS in aparte inhalatoren?

Slide 14 - Open question

Wat kunnen voordelen van het gebruik van een LABA, LAMA en een ICS in aparte inhalatoren?

Slide 15 - Open question

Welke van de onderstaande opties m.b.t. het stappenplan inhalatiemedicatie is volgens de NHG-standaard astma bij volwassenen 2020 correct?
A
Stap 1 = SABA zo nodig of ICS-formoterol zo nodig
B
Stap 2 = Lage dosis ICS of lage dosis ICS-formoterol zo nodig
C
Stap 3 = Lage dosis ICS + LABA of intermediaire dosis ICS (zonder LABA)
D
Alle genoemde antwoorden zijn juist

Slide 16 - Quiz