Taal Compleet Grammatica thema 3

en maar want dus of
en = +
maar = tegenstelling
want = rede
dus = logisch gevolg
of = keuze
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

en maar want dus of
en = +
maar = tegenstelling
want = rede
dus = logisch gevolg
of = keuze

Slide 1 - Slide

3.1 blz. 96
Lees de blauwe woorden.

Slide 2 - Slide

Grammatica Thema 3
- Omdat en want (3.2 blz 99)
  1. Je maakt twee (hoofd)zinnen aan elkaar. Je gebruikt  de woorden omdat of want.

Ik ga niet naar buiten.
Het regent heel hard.

Maak de zinnen aan elkaar. Een met want en een met omdat. 

_______________________________________________________________




Slide 3 - Slide

Schrijf de zinnen. Let op de komma!
Ik -----------------------------------------------------
Ik__________________________________________________
Omdat_____________________________________________

Slide 4 - Slide

Ik ga niet naar buiten.
Het regent heel hard.




Ik ga niet naar buiten, want het regent heel hard.

Ik ga niet naar buiten, omdat het heel hard regent.

Omdat het heel hard regent, ga ik niet naar buiten.

Slide 5 - Slide

 Als

Je maakt twee (hoofd)zinnen aan elkaar. Je gebruikt hiervoor het woord als.

Ik ga fietsen.
De bussen rijden niet.


Slide 6 - Slide

Schrijf de zinnen. Let op de komma!
Ik_______________________________________

Als______________________________________

Slide 7 - Slide

Ik ga fietsen.
De bussen rijden niet.


Ik ga fietsen, als de bussen niet rijden

Als de bussen niet rijden, (dan) ga ik fietsen.

Slide 8 - Slide

Geef antwoord met 'als'
Wanneer ga je naar huis? Als .....
Wanneer komt de koning in de stad? Als.....
Wanneer ga je naar de huisarts? Als ...
Wanneer leggen de vogels eieren? Als ....

Slide 9 - Slide

Om  te (3.4 blz. 105)
Wat leuk om je weer te zien!
Ik ga even naar de markt om kaas te kopen.
Ik ben te moe om nog te koken.
Ik ga naar de apotheek om mijn medicijnen op te halen



Slide 10 - Slide

maak de zinnen af
Wat leuk om .......................
Ik ga even naar de markt om ..........................
Ik ben te moe om ..............................................
Ik ga naar de apotheek om ........................................................ 

Slide 11 - Slide

tekst 42, blz. 107
Lees de blauwe woorden

Slide 12 - Slide

scheidbare werkwoorden (3.6)
 schoonmaken
opruimen
invullen
ophalen
meenemen

Slide 13 - Slide

maak de zinnen
Jij ..................vandaag de keuken .........................                 (schoonmaken)
Wanneer .................... je je kamer ...................?                              (opruimen)
Hij ................... het formulier ...............                                                  (invullen)
Morgen ..................... ik de kinderen ........, doe jij het vandaag? (ophalen)
En .................... ook de rugzakjes .............                                      (meenemen)

Slide 14 - Slide

Hij zegt, denkt, hoopt dat .....
Hij vraagt of ........

Net als na 'omdat' en 'als' komt het werkwoord achterin de zin.

Hij zegt dat hij volgende week vakantie heeft.
Ik denk dat ik ook vakantie heb.
Ik hoop dat het lekker weer wordt.
Hij vraagt of de vakantie leuk was.

Slide 15 - Slide

zet een rondje om het werkwoord.

Slide 16 - Slide

3.11 blz 122 en 123
Lees de blauwe woorden in de tekst

Slide 17 - Slide

Foto - foto's.  3.12 blz 126
Leer de regels van het meervoud.


Slide 18 - Slide

Zet in het meervoud

- De sleutel __________________
- De auto __________________
- De fiets __________________
- Het cadeau __________________
- De collega __________________
- Het kind __________________
- Het ei __________________
- De ui __________________

Slide 19 - Slide