Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
a. Jij (netwerken) zelfs in je vrije tijd).
b. (Delen) je die foto's met al je vrienden?
c. Maarten (verzenden) een bericht tijdens de uitleg van de docent.
d. Anna (verwijderen) haar profielfoto.
e. (Lopen) nou toch eens door!