What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Rijn IJssel
Visit the website
‹
Return to search
Spelling quiz
de meest gemaakte spelfouten
Let op!! Je heb maar 10 seconden om te reageren.
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
de meest gemaakte spelfouten
Let op!! Je heb maar 10 seconden om te reageren.
Slide 1 - Slide
Wat is de juiste spelling van....
A
verassing
B
verrasing
C
verrassing
Slide 2 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
onmiddelijk
B
onmiddellijk
C
onmiddenlijk
Slide 3 - Quiz
Wat is de juiste spelling van....
A
interview
B
intervieuw
C
inteview
Slide 4 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
burgermeester
B
burgemeester
C
burgermeister
Slide 5 - Quiz
Wat is de juiste spelling van....
A
sierraad
B
zieraad
C
sieraad
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
gochelen
B
googlen
C
goochelen
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste spelling van....
A
omelet
B
ommelet
C
ommellet
Slide 8 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
pannenkoek
B
pannekoek
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
solliciteren
B
soliciteren
C
solisiteren
Slide 10 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
ge-emaild
B
ge-e-maild
C
geëmaild
D
ge-emailt
Slide 11 - Quiz
Werkwoordspelling
Slide 12 - Slide
Werkwoordspelling
A
Makkie, kom maar op!
B
Redelijk, ik maak af en toe een foutje
C
Niet zo goed, ik maak regelmatig een fout
D
Moeilijk, ik begrijp er niks van
Slide 13 - Quiz
werkwoordspelling.
Wat is goed?
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.
C
Hij heeft de boel belazerdt
Slide 14 - Quiz
werkwoordspelling
A
hij bediend de gasten in het restaurant
B
hij bedient de gasten in het restaurant
Slide 15 - Quiz
werkwoordspelling
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.
Slide 16 - Quiz
werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 17 - Quiz
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
C
Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
D
Gisteren zijn we naar Waspik verhuist.
Slide 18 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij onthoud de informatie niet.
B
Hij onthoudt de informatie niet.
Slide 19 - Quiz
Vorige week (regenen) het de hele dag.
A
regendde
B
regendt
C
regende
D
regent
Slide 20 - Quiz
Gisteren (wachten) ik op de trein.
A
wachtte
B
wachte
C
wacht
Slide 21 - Quiz
Gisteren (komen) Marit te laat.
A
komde
B
kwam
C
komt
D
kwamen
Slide 22 - Quiz
De trainer ...... naar de sporthal .........(gaan)
A
gaat
B
ging
C
is gegaan
D
gingen
Slide 23 - Quiz
Kies de juiste spelling in de verleden tijd.
Ik ... mijn zwemdiploma in één keer.
A
behaalte
B
behaalde
C
behaalten
D
behaalden
Slide 24 - Quiz
Ik..... gisteren een lekkere maaltijd.
A
bereide
B
bereiden
C
bereidde
Slide 25 - Quiz
Hij .... zich een dag.
A
vergiste
B
vergisten
C
vergistte
D
vergistten
Slide 26 - Quiz
De leerlingen ..... naar huis.
A
fietsde
B
fietste
C
fietsden
D
fietsten
Slide 27 - Quiz
Spelling: Wanneer gebruik je de regel van 't k f s ch p x ?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
nooit bij spelling
Slide 28 - Quiz
(Worden) .... jij nu 17 of 18?
A
Wordt
B
word
Slide 29 - Quiz
In welke zin zijn de werkwoorden juist gespeld?
A
Hij erkent dat ze is verandert.
B
Hij erkent dat ze is veranderd.
C
Hij erkend dat ze is verandert.
D
Hij erkend dat ze is veranderd.
Slide 30 - Quiz
Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
Slide 31 - Quiz
Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.
A
goed
B
fout
Slide 32 - Quiz
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt
Slide 33 - Quiz
Wie heeft er bij de werkwoordspelling:
A
18 of meer goede antwoorden
B
16 of 17 goede antwoorden
C
13 t/m 15 goede antwoorden
D
12 of minder goede antwoorden.
Slide 34 - Quiz