Vocabulary 51-100

Vocabulary 51-100

Periode A
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vocabulary 51-100

Periode A

Slide 1 - Slide

Goals of today:
- Je weet wat je moet leren voor de toets van volgende week. 

- Je weet hoeveel van de woordenschat je al kent en hoeveel je
   nog moet voorbereiden. 

- Je kunt voor jezelf reflecteren op hoeveel je nog voor de toets
   moet doen en waar je nog hulp bij nodig hebt

Slide 2 - Slide

What will the test look like?
- Vocabulary:  A1.  English > Dutch 
                              A2. Place each word in the right sentence 
                              A3. Dutch > English 
- Grammar:      B1-6. Grammar exercises 
- Reading:        C1. one text from your reader, but with new
                                    questions
                             C2. one (new) exam text 


Slide 3 - Slide

1. Translate: "Sufficient"
A
Systematisch
B
Sceptisch
C
Voldoende
D
Volgzaam

Slide 4 - Quiz

2. Translate: "Orientated"
A
Midden-Oosters
B
Ordinair
C
Opdringerig
D
Gericht

Slide 5 - Quiz

3. Translate: "Whereas"
A
Welgemeend
B
Weersverschijnselen
C
Hoewel
D
Terwijl

Slide 6 - Quiz

4. Translate: "Prime"
A
Goedhartig
B
Pretentieus
C
Voornaamste
D
Heroïsch

Slide 7 - Quiz

5. Translate: "Requirement"
A
Overleg
B
Regelmaat
C
Oplegging
D
Vereiste

Slide 8 - Quiz

6. Translate: "Rigid"
A
Besmettelijk
B
Rillerig
C
Beschermend
D
Strikt

Slide 9 - Quiz

7. Translate: "Submit"
A
Opslaan
B
Voorleggen
C
Overtuigen
D
Gadeslaan

Slide 10 - Quiz

8. Translate: "Reconsider"
A
Aanspreken
B
Vertrouwen
C
Heroverwegen
D
Ervaren

Slide 11 - Quiz

9. Translate: "Revise"
A
Herschrijven
B
Opheffen
C
Vernederen
D
Revalideren

Slide 12 - Quiz

10. Translate: "Patience"
A
Gradatie
B
Potentie
C
Geduld
D
Particulier

Slide 13 - Quiz

11. Vertaal: "Aanzienlijk"
A
Influential
B
Substantial
C
Revealing
D
Alterable

Slide 14 - Quiz

12. Vertaal: "Belangrijk"
A
Comprehensive
B
Inflatable
C
Significant
D
Chivalrous

Slide 15 - Quiz

13. Vertaal: "Verbieden"
A
Prohibit
B
Constrain
C
Corrupt
D
Proceed

Slide 16 - Quiz

14. Vertaal: "Desondanks"
A
Accordingly
B
Nevertheless
C
Furthermore
D
Conversely

Slide 17 - Quiz

15. Vertaal: "Rondvraag"
A
Spectacle
B
Suggestion
C
Survey
D
Substance

Slide 18 - Quiz

16. Vertaal: "Eenvoudig"
A
Straightfoward
B
Straigtfoward
C
Straightforward
D
Straigtforward

Slide 19 - Quiz

17. Vertaal: "Overtuigend"
A
Pusuasive
B
Pursuasive
C
Pesuasive
D
Persuasive

Slide 20 - Quiz

18. Vertaal: "Verhaallijn"
A
Narative
B
Narrative
C
Narattive
D
Narrattive

Slide 21 - Quiz

19. Vertaal: "Vrijwel"
A
Virtualy
B
Virtually
C
Vurtualy
D
Vurtually

Slide 22 - Quiz

20. Vertaal: "Kwetsbaar"
A
Vulnurable
B
Volnerable
C
Vulnerable
D
Volnurable

Slide 23 - Quiz

Today:
- Work on Vocabulary Assignment 2

- Work on previous homework
(For example, finish the grammar exercises)

- Study for the test (vocabulary/grammar/reading)


Slide 24 - Slide