What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Rijn IJssel
Visit the website
‹
Return to search
beroepen
beroep
Mijn beroep is docent.
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
beroep
Mijn beroep is docent.
Slide 1 - Slide
Beroepenspel
Domeinweek werk
Je krijgt een kaartje met een beroep.
Er staan "verboden woorden op". Deze mag je niet noemen.
De klas mag vragen stellen over dit beroep.
Degene die het eerste raad welk beroep jij hebt, mag het kaartje hebben = een punt.
Wie scoort de meeste punten.
Slide 2 - Slide
Welk beroep is dit?
A
de kok
B
de schilder
C
de piloot
D
de metselaar
Slide 3 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de kok
B
de kapper
C
de bakker
D
de slager
Slide 4 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de slager
B
de bakker
C
de kok
D
de schilder
Slide 5 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de timmerman
B
de slager
C
de schilder
D
de piloot
Slide 6 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de schilder
B
de slager
C
de kok
D
de timmerman
Slide 7 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de slager
B
de bakker
C
de timmerman
D
de schilder
Slide 8 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de bakker
B
de slager
C
de kok
D
de timmerman
Slide 9 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de kok
B
de piloot
C
de metselaar
D
de agent
Slide 10 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de taxichauffeur
B
de agent
C
de dokter
D
de fotograaf
Slide 11 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de taxichauffeur
B
de zieke
C
de kok
D
de fotograaf
Slide 12 - Quiz
Welk beroep is dit?
A
de kok
B
de schilder
C
de timmerman
D
de metselaar
Slide 13 - Quiz
Wat doet een kok?
A
Hij kookt het eten.
B
Hij eet de lunch op.
C
Hij maakt een huis.
D
Hij vliegt een vliegtuig.
Slide 14 - Quiz
Wat doet een piloot?
A
Hij rijdt in een taxi.
B
Hij kookt het eten.
C
Hij vliegt in een vliegtuig.
D
Hij timmert een tafel.
Slide 15 - Quiz
Wat doet een kapper?
A
Hij schildert de muur.
B
Hij knipt haren.
C
Hij wast broeken en truien.
D
Hij kookt het eten.
Slide 16 - Quiz
Wat doet een slager?
A
Hij verkoopt vlees.
B
Hij verkoopt brood.
C
Hij verkoopt fruit.
D
Hij verkoopt groente.
Slide 17 - Quiz
Wat doet een bakker?
A
Hij verkoopt vlees.
B
Hij verkoopt brood.
C
Hij verkoopt fruit.
D
Hij verkoopt groente.
Slide 18 - Quiz
Wat doet een schilder?
A
Hij timmert een tafel.
B
Hij maakt een huis.
C
Hij schildert een huis.
D
Hij verkoopt een huis.
Slide 19 - Quiz
Wat doet een metselaar?
A
Hij metselt een muur.
B
Hij schildert een muur.
C
Hij metselt het eten.
D
Hij metselt een fiets.
Slide 20 - Quiz
Wat doet een fotograaf?
A
Hij maakt foto's.
B
Hij kijkt naar foto's.
C
Hij koopt foto's.
D
Hij hangt foto's aan de muur.
Slide 21 - Quiz
Wat doet een taxichauffeur?
A
Hij rijdt in een vliegtuig.
B
Hij rijdt op een fiets.
C
Hij rijdt in een auto.
D
Hij rijdt op een scooter.
Slide 22 - Quiz
Wat hoort bij een kok?
A
auto
B
kwast
C
medicijnen
D
eten
Slide 23 - Quiz
Wat hoort bij een dokter?
A
auto
B
medicijnen
C
eten
D
kwast
Slide 24 - Quiz
Wat hoort bij een kapper?
A
de schaar
B
de fiets
C
de camera
D
de lepel
Slide 25 - Quiz
Wat hoort bij een agent?
A
de pet
B
de fiets
C
het paard
D
de auto
Slide 26 - Quiz
Wat hoort bij de slager?
A
het vlees
B
het brood
C
de groente
D
het fruit
Slide 27 - Quiz
Wat hoort bij de bakker?
A
het vlees
B
het brood
C
de groente
D
het fruit
Slide 28 - Quiz
Wat hoort bij de schilder?
A
de lepel
B
de thermometer
C
de kwast
D
de taxi
Slide 29 - Quiz
Wat hoort bij de piloot?
A
de taxi
B
de fiets
C
de auto
D
het vliegtuig
Slide 30 - Quiz
Wat hoort bij de schoonmaker?
A
de kwast
B
het pistool
C
de dweil
D
de medicijnen
Slide 31 - Quiz
Bij wie hoort de dweil?
A
de taxichauffeur
B
de piloot
C
de schoonmaker
D
de agent
Slide 32 - Quiz
Bij wie hoort de kwast?
A
De metselaar
B
De schilder
C
De schoonmaker
D
De kapper
Slide 33 - Quiz
Bij wie hoort de hamer?
A
de schilder
B
de metselaar
C
de agent
D
de timmerman
Slide 34 - Quiz
Bij wie hoort het brood?
A
de kok
B
de slager
C
de bakker
D
de fotograaf
Slide 35 - Quiz
Wat is het beroep van je vader?
Slide 36 - Open question
Wat is het beroep van je moeder?
Slide 37 - Open question
Wat wil jij later worden?
Slide 38 - Open question