BOS boek H 1 t/m 4

BOS boek H 1 t/m 4
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DidactiekMBOStudiejaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

BOS boek H 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

Wat betekent BOS in BOS-medewerker?
A
Basisonderwijs - Ontspanning - Sport
B
Buurt - Onderwijs - Sport
C
Bewegen - Organisatie - Scholen
D
Beleid - Overheid – Spel

Slide 2 - Quiz

Welke uitspraak is juist over BOS-functionarissen?
A
De BOS-functionarissen zijn actief op sportstimulering.
B
In de driehoek BOS wordt zo min mogelijk projectmatig gewerkt.
C
BOS-medewerker is altijd vanuit alle pijlers aangesteld.
D
BOS-functionarissen hebben geen eigen taken.

Slide 3 - Quiz

Welke kwaliteit van een BOS-medewerker wordt bedoeld waarbij deze de sportleiders aanstuurt bij de uitvoering van de sportactiviteit?
A
Netwerken
B
Communiceren
C
Leidinggeven
D
Organiseren

Slide 4 - Quiz

Het rooms-katholieke onderwijs valt onder de denominatie
A
bijzonder onderwijs
B
neutraal onderwijs
C
openbaar onderwijs
D
algemeen onderwijs

Slide 5 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
De LGF wordt de ‘rugzak’ genoemd, omdat het geld gekoppeld is aan de ouders.
B
De wet op de leerling gebonden financiering (LGF-wet) is een wettelijke regeling, die ervoor zorgt dat ook leerlingen met een beperking op een reguliere school kunnen blijven.
C
Alleen wanneer ouders kiezen voor een school voor speciaal onderwijs, kunnen zij een leerlinggebonden-budget aanvragen.

Slide 6 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
De brede school biedt toegankelijke en goede voorzieningen voor kinderen, jongeren en gezinnen, met het gezin als middelpunt.
B
Landelijk zijn er plusminus 100 brede scholen in het primair onderwijs en 35 in het voortgezet onderwijs
C
De samenwerking met de sportverenigingen uit de grote steden van de provincie is de schakel naar de BOS-driehoek.
D
Brede scholen hebben gemeen dat men inhoudelijk samenwerkt met andere instellingen, zoals kinderopvang, welzijnswerk, muziekschool, bibliotheek en sport

Slide 7 - Quiz

Waar staat de afkorting NISB voor?
A
Nederlands Instituut voor Sociale Betrokkenheid
B
Nationale Instelling voor Sport op Basisscholen
C
Ned. Instituut voor Sport en Bewegen
D
Nationale Instelling voor Sportief Bewegen

Slide 8 - Quiz

Wat betekent WSNS?
A
Welzijnsinstelling Sportieve Ned. Scholen
B
Weer Samen Naar School
C
Wereld Stichting Nationale Sport
D
Watersport Service Nederlandse Senioren

Slide 9 - Quiz

Welke ontwikkeling die van invloed is op de sport, wordt bedoeld in de situatie waarbij mensen wel een product willen gebruiken, maar niet bereid zijn dat product vorm te geven?
A
Zapgedrag
B
Verkleuring
C
Toename consumptief gedrag
D
Individualisering

Slide 10 - Quiz

VERGRIJZING is:
A
Veel meer ouderen nemen minder deel aan verschillende sporten
B
Veel meer ouderen komen te overlijden
C
Het aandeel ouderen wat in de totale bevolking afneemt
D
Het aandeel ouderen wat in de totale bevolking toeneemt

Slide 11 - Quiz

Binnen een vereniging heb je te maken met een ALV.
Wat is de betekenis van ALV?
A
Algemene Leden Vergadering
B
Algemene Leden Vereniging
C
Algemeen Leidende Vereniging
D
Algemeen Lastig Vergadering

Slide 12 - Quiz