Taalverzorging 1F-2F oefeningen

Nederlands 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij lessen Nederlands?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Maak een verkleinwoord van
het woord 'foto'

Slide 7 - Open question

Maak meervoud van
het woord 'roos'

Slide 8 - Open question

Vul de juiste vorm in:
De ..... tafel is erg groot. (hout)

Slide 9 - Open question

Vul de juiste vorm in:
De ...... man wordt rood. (boos)

Slide 10 - Open question

Wat is het verkleinwoord van:
de ketting
A
het ketinkje
B
het kettingkje
C
het kettingje
D
het kettinkje

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van:
'de pizza'
A
de pizzaas
B
de pizza's
C
de pizaas
D
de pizzaas

Slide 12 - Quiz

Welke woorden moeten met een hoofdletter:
anisa en jamil gaan vanaf oktober in maastricht naar school.

Slide 13 - Open question

Welke zin is goed?
A
Ik ga morgen werken, want ik heb geld nodig.
B
Ik ga morgen werken want, ik heb geld nodig.

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm in:

Ibrahim ... gisteren per ongeluk het boek. (beschadigen)
A
beschadigt
B
beschadigd
C
beschadigden
D
beschadigde

Slide 15 - Quiz

Welk werkwoord is juist:
De auto's .... vorige week niet. (starten)
A
starte
B
starten
C
startten
D
startte

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Ik .... dat ik de toets slecht heb gemaakt. (vrezen)
A
vreezde
B
vreesde
C
vrees
D
vreest

Slide 17 - Quiz

Welk woord is FOUT geschreven?
A
baby'tje
B
's avonds
C
fotoos
D
coupé

Slide 18 - Quiz

Welk woord is FOUT geschreven?
A
het puddinkje
B
de laarsen
C
het systeem
D
het artikel

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Ik heb het boek thuis ... (lezen).

Slide 20 - Open question

Vul de juiste vorm in:
Wij ..... gisteren in de dierentuin. (zijn)

Slide 21 - Open question

Verdeel in lettergrepen (stukjes):
activiteit

Slide 22 - Open question

Verdeel in lettergrepen: toetsweken
Welk antwoord is juist?
A
to-ets-we-ken
B
toets-weken
C
toets-we-ken
D
toets-wek-en

Slide 23 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
smiddags
B
's middags
C
s'middags

Slide 24 - Quiz

Ik woon samen in Arnhem met ... moeder en broertje.

Slide 25 - Open question