Het Metriekstelsel: Een Introductie

Het Metriekstelsel: Een Introductie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het Metriekstelsel: Een Introductie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je het metriekstelsel gebruiken om maten en gewichten te meten en om te zetten van de ene eenheid naar de andere.

Slide 2 - Slide

Deze dia is bedoeld om de leerdoelen van de les te introduceren. Leg uit dat de studenten aan het einde van de les in staat zullen zijn om het metriekstelsel te gebruiken.
Wat weet je al over het metriekstelsel?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat is het Metriekstelsel?
Het metriekstelsel is een systeem van maten en gewichten dat is gebaseerd op de meter, kilogram en seconde.

Slide 7 - Slide

Deze dia is bedoeld om een ​​korte geschiedenis van het metriekstelsel te geven en de studenten te laten weten waar het systeem op is gebaseerd.
Basis Eenheden
Er zijn zeven basis eenheden in het metriekstelsel: meter, kilogram, seconde.

Slide 8 - Slide

Deze dia is bedoeld om de zeven basis eenheden van het metriekstelsel te introduceren. Leg uit wat elk van deze eenheden meet.
Metriek Prefixen
Het metriekstelsel maakt gebruik van prefixen om grotere of kleinere eenheden te maken. Bijvoorbeeld, kilo betekent duizend, dus een kilometer is duizend meter.

Slide 9 - Slide

Deze dia is bedoeld om de studenten te laten zien hoe prefixen worden gebruikt om grotere of kleinere eenheden in het metriekstelsel te maken. Geef enkele voorbeelden.
Lengtematen
De meter is de basiseenheid voor lengte in het metriekstelsel. Andere lengtematen in het metriekstelsel zijn onder meer kilometer, centimeter en millimeter.

Slide 10 - Slide

Deze dia is bedoeld om de verschillende lengtematen in het metriekstelsel te introduceren. Leg uit hoe deze maateenheden zich tot elkaar verhouden.
Omzetten
Om van de ene eenheid naar de andere te omzetten, moet je weten hoeveel keer de ene eenheid in de andere past. Bijvoorbeeld, er zijn 1000 millimeter in een meter.

Slide 11 - Slide

Deze dia is bedoeld om de studenten te laten zien hoe conversies in het metriekstelsel worden gedaan. Geef enkele voorbeelden.
Hoeveel milliliter zijn er in een deciliter?
A
10
B
1
C
100
D
1000

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel gram zijn er in een kilogram?
A
1
B
1000
C
100
D
10

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel kilometer zijn er in een mijl?
A
10
B
0.621371
C
1000
D
1.60934

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel millimeter zijn er in een centimeter?
A
1000
B
100
C
10
D
1

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel centimeter zijn er in een meter?
A
10
B
1
C
1000
D
100

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Oefeningen
Nu je het metriekstelsel kent, laten we oefenen met het meten en omzetten van maten en gewichten.

Slide 17 - Slide

Deze dia is bedoeld om de studenten te laten oefenen met het metriekstelsel. Geef enkele oefeningen en begeleid de studenten bij het oplossen van de oefeningen.
Wat is de formule voor het omrekenen van kilometer per uur naar meter per seconde?
A
km/u / 0,2778
B
km/u x 0,2778
C
km/u x 0,1000
D
km/u / 0,1000

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke eenheid wordt gebruikt om de inhoud van een vloeistof te meten?
A
liter
B
meter
C
gram
D
centimeter

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel millimeter is gelijk aan 1 centimeter?
A
0,1
B
1000
C
10
D
100

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de formule voor het omrekenen van gram naar kilogram?
A
gram - 1000
B
gram + 1000
C
gram x 1000
D
gram / 1000

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.