What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Rijn IJssel
Visit the website
‹
Return to search
2.1 informatieve teksten
LUISTEREN & KIJKEN
1 / 53
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,3
This lesson contains
53 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
LUISTEREN & KIJKEN
Slide 1 - Slide
2 VERSCHILLENDE TEKSTSOORTEN
- 2.1 Informatieve teksten
- 2.2 Instructieve teksten
Slide 2 - Slide
DOEL VAN DE LES
Je begrijpt een informatieve kijk-/luistertekst en kunt bedoelingen uit taal- en beeldgebruik halen
Slide 3 - Slide
Informatieve teksten
geven uitleg en informatie over een onderwerp.
Slide 4 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
1.
nieuwsberichten
2.
beschouwingen
3.
voorlichtingsfolders
4.
interviews
5.
studieteksten
Slide 5 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
1.
nieuwsberichten
de schrijver geeft het laatste nieuws
Slide 6 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
2. beschouwingen
de schrijver zet jou aan het denken door
verschillende kanten van een onderwerp
te laten zien.
Slide 7 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
3. voorlichtingsfolders
de schrijver legt uit wat iets is of wat je moet doen
Slide 8 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
4. interviews
de schrijver brengt jou op de hoogte van wat de
geïnterviewde vindt of denkt
Slide 9 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
5. studieteksten
de schrijver wil dat je de informatie leert
Slide 10 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Slide 11 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Slide 12 - Slide
Er zijn verschillende soorten
informatieve teksten
:
Slide 13 - Slide
Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
Slide 14 - Slide
Opdracht 2
Slide 15 - Slide
Luister nu naar het interview met Jasper
Slide 16 - Slide
https:
Slide 17 - Link
1. Wanneer wordt precies duidelijk wat het onderwerp van dit gesprek is?
A
meteen bij de eerste woorden die je hoort
B
na een paar vragen van de interviewster
Slide 18 - Quiz
2. Wat vertelt Jasper eerst?
A
hoe en waarom hij begonnen is met de klimsport
B
waarom hij de klimsport zo leuk vindt
C
wat de klimsport inhoudt
Slide 19 - Quiz
Leadklimmen
speedklimmen
boulderen
laag klimmen met grote stappen
zo snel mogelijk klimmen
klimmen volgens een moeilijkheidsroute
Slide 20 - Drag question
4.1 Wat is de hoogste graad die Jasper kan klimmen?
A
6C
B
7A
C
7B
D
7C
Slide 21 - Quiz
4.2 Welke graad kunnen de klimmers uit het Nederlandse team volgens Jasper klimmen?
A
7C
B
8A
C
8B
D
8C
Slide 22 - Quiz
5. De interviewster vraagt wat voor basispakket je nodig hebt om te kunnen klimmen. Wat bedoelt ze hiermee?
A
A
B
B
C
C
Slide 23 - Quiz
6. Jasper gaat een stukje klimmen. De interviewster vraagt of hij de stappen wil uitleggen. Hoe beantwoordt hij deze vraag?
A
A
B
B
C
C
Slide 24 - Quiz
7. Wat blijkt uit de reacties van de interviewster tijdens en na de klimdemonstratie?
A
Ze vindt het gevaarlijk wat hij doet
B
Ze heeft bewondering voor wat hij doet
C
Ze kan niet wachten om zelf te gaan klimmen
Slide 25 - Quiz
8. Welk niveau klimt Jasper tijdens de demonstratie?
A
5A
B
5B
C
6A
D
6B
Slide 26 - Quiz
9. Welke 2 doelen heeft dit interview?
De makers willen de luisteraars...
A
bewust maken van de gevaren van het klimmen in een hal
B
informeren over de mening van Jasper over de klimsport
C
uitleggen hoe ze zelf kunnen gaan klimmen
D
vertellen wat de klimsport in een klimhal inhoudt.
Slide 27 - Quiz
Opdracht 3
Slide 28 - Slide
Opdracht 3
Slide 29 - Slide
https:
Slide 30 - Link
1. Wat is het onderwerp van dit fragment?
Slide 31 - Open question
2. Wanneer weet je wat het onderwerp is?
A
Als de presentator het gezegd heeft, want de 1e beelden gaan niet over het onderwerp
B
Eigenlijk al bij de 1e beelden, want die laten het heel duidelijk zien.
Slide 32 - Quiz
3. Dit filmpje is een fragment uit het programma Factcheckers. Welk feit wordt in dit fragment gecheckt?
A
Word je dik van chocolade?
B
Is chocolade gezond?
C
Word je gelukkig van chocolade?
D
Is chocolade ongezond?
Slide 33 - Quiz
4. Wat is het antwoord van Frans Kok op de vraag of je gelukkig wordt van chocola?
A
Eigenlijk wel, ...
B
Misschien, ...
C
Zeker niet, ...
D
Zeker wel, ...
Slide 34 - Quiz
5. Wat is het antwoord van Piet Tamminga op de vraag of je gelukkig wordt van chocola?
A
Waarschijnlijk wel
B
Zeker niet
C
Zeker wel
Slide 35 - Quiz
6. Welk antwoord is het meest betrouwbaar?
A
Frans
B
Piet
Slide 36 - Quiz
7. Welke informatie over chocola is onderzocht en bewezen?
A
Als je heel veel chocola eet, is dat goed voor je lever
B
Het eten van een blokje chocola per dag is goed voor je bloeddruk
C
Van het eten van chocola val je af en het is goed voor je ogen
Slide 37 - Quiz
Opdracht 4
eerste fragment
Slide 38 - Slide
https:
Slide 39 - Link
1. Wat wordt bedoeld met de ecologische pootafdruk van een hond?
A
De belasting die je moet betalen voor het houden van een hond
B
de gevolgen die de manier van leven van een hond heeft voor het milieu
C
de hoeveelheid water die het kost om een hond dagelijks vlees te laten eten
Slide 40 - Quiz
2. Het eten van vlees is belastend voor het milieu. Hoe komt dat?
A
Als je vlees eet, moet je veel energie verbruiken om het te verteren
B
Om vlees te produceren heb je voer en water nodig
Slide 41 - Quiz
3. Het produceren van voedsel is belastend voor het milieu. Wie belast het milieu het meest?
A
Mens
B
Hond
Slide 42 - Quiz
4. In hondenvoer worden veel slachtbijproducten verwerkt. Noteer een voorbeeld van zo'n product
Slide 43 - Open question
5. Wat is het doel van de beelden van het slachtafval?
De makers willen laten zien...
A
dat het niet zo gek is dat mensen geen slachtafval willen eten
B
dat slachtafval iets slechts is en dus niet veilig om te eten voor mensen
C
uit welke delen van dieren het slachtafval precies bestaat
Slide 44 - Quiz
Opdracht 4
tweede fragment
Slide 45 - Slide
https:
Slide 46 - Link
7a. Als je het milieu wilt sparen, kun je je hond het best vegetarisch laten eten.
A
waar
B
niet waar
Slide 47 - Quiz
7b. Carnivoor is een ander woord voor vleeseter
A
waar
B
niet waar
Slide 48 - Quiz
7c. Het is heel gezond om je hond precies hetzelfde te laten eten als je zelf eet
A
waar
B
niet waar
Slide 49 - Quiz
7d. Het is niet gezond voor je hond als je hem vegetarisch laat eten
A
waar
B
niet waar
Slide 50 - Quiz
8. Wat vindt hond Lois van het idee om vegetarisch te gaan eten?
A
wel leuk
B
niet leuk
Slide 51 - Quiz
10. Wat kun je zeggen over de houding van de presentatrice?
A
Ze is geïnteresseerd en laat merken dat ze goed luistert
B
Ze reageert zakelijk en laat niet merken wat ze van de informatie vindt
C
Ze weet niets over het onderwerp en is ook niet erg nieuwsgierig
Slide 52 - Quiz
11. De informatie van dit fragment is
A
waarschijnlijk niet betrouwbaar
B
waarschijnlijk wel betrouwbaar
Slide 53 - Quiz