Les 10; Oefenen voor de kennistoets

EHV          les 10
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

EHV          les 10

Slide 1 - Slide

Inhoud van deze les
* Oefenen voor de kennistoets
- Kritische beroepssituatie
- Oefenvragen

* Inhalen vaardigheden

Slide 2 - Slide

Kritische beroepssituatie 1

Slide 3 - Slide

Beroepsbeoefenaar:

Stefan is welzijnswerker bij een opvang voor dak- en thuislozen. De opvang verzorgt maaltijden, maar cliënten kunnen ook zelf een kleine maaltijd bereiden in een apart keukentje.

Slide 4 - Slide

Casus

Op een middag loopt Stefan door de gang. Hij ziet dat er rook onder de deur van het keukentje vandaan komt. Stefan aarzelt geen seconde, drukt op de alarmbel in de gang om de hulp van collega’s in te roepen. Hij gaat naar binnen en ziet veel rookontwikkeling. Op de kookplaat staat een pan met smeulend vuur. Een cliënt ligt roerloos op de grond.

Slide 5 - Slide

Dilemma

Stefan moet razendsnel bepalen wat hij moet doen.
A
Hij blust eerst het vuur om te voorkomen dat de hele verdieping in brand raakt.
B
Hij probeert eerst met ingehouden adem bij de cliënt te komen om hem uit het keukentje te halen.

Slide 6 - Quiz

Kun je ‘vlam in de pan’ doven met een branddeken?

Slide 7 - Open question

Kun je bij de situatie in de casus een BHV’er oproepen of moet je meteen 1-1-2 bellen?

Slide 8 - Open question

Wat kun je preventief doen als je een cliënt die zelfstandig woont en een kookplaat heeft, niet meer vertrouwt op dit punt?

Slide 9 - Open question

Waar moet je op letten als je eerste hulp verleent in de situatie zoals in de casus beschreven?

Slide 10 - Open question

Kritische beroepssituatie 2

Slide 11 - Slide


Beroepsbeoefenaar


Lena is sociaal cultureel werker. Ze is vaak in het buurthuis te vinden. Ze werkt met jongeren van 12 tot 16 jaar.

Slide 12 - Slide

Casus
Op een middag heeft Lena overleg met een groepje jongeren. Het gaat over verbeteringen in de buurt. De jongeren zijn het niet met elkaar eens. Er ontstaat een gespannen sfeer. Plotseling staat een jongere op. Het is Jacco. Hij pakt een schaar en steekt Heleen, het meisje naast hem, in haar bovenbeen. Heleen grijpt naar haar been en valt van haar stoel. De andere jongeren gaan zich ermee bemoeien. De een trekt partij voor Heleen, de ander voor Jacco. Ze gaan met elkaar op de vuist.

Slide 13 - Slide

Dilemma:
Lena ziet Heleen op de grond vallen. Tegelijkertijd ontstaat er een massale vechtpartij. Wat moet Lena doen?
A
Ze bekommert zich meteen om Heleen.
B
Ze probeert eerst de ruzie te sussen om te voorkomen dat er nog meer ongelukken gebeuren.

Slide 14 - Quiz

Welke eerste hulp verleen je bij een beenwond door een schaar?

Slide 15 - Open question

Kan iemand met een wond in het bovenbeen in shock raken? Hier wordt de medische betekenis van shock bedoeld, niet de psychologische betekenis.

Slide 16 - Open question

Moet Heleen toch naar een huisarts als het bloeden is gestopt en de wond is verbonden?

Slide 17 - Open question

Waaraan kun je zien of er bij Heleen een slagader is geraakt?


Slide 18 - Open question

Oefenvragen

Slide 19 - Slide

De juiste volgorde van het benaderingsprotocol is:
A
Kijk wat er gebeurd is en wat het slachtoffer mankeert, let op gevaar, stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting, help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt, zorg voor professionele hulp.
B
Let op gevaar, ga na wat er is gebeurd en wat het slachtoffer mankeert, stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting, zorg voor professionele hulp, help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt.
C
Let op gevaar, stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting, ga na wat er is gebeurd en wat het slachtoffer mankeert, help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt, zorg voor professionele hulp.

Slide 20 - Quiz


Beschutting geven aan een slachtoffer is nodig omdat:
A
het vervelend is als iedereen kan kijken.
B
het slachtoffer onderkoelt of oververhit kan raken.
C
hij anders afgeleid kan worden door de omgeving.

Slide 21 - Quiz

Hoe heet de EHBO greep waarmee we een slachtoffer uit gevaar verplaatsen:
A
De Rautek
B
De Heimlich
C
De Zach methode

Slide 22 - Quiz

Hoe lang controleren we de ademhaling bij een bewusteloos slachtoffer?
A
5 sec
B
10 sec
C
15 sec

Slide 23 - Quiz

Na een flauwte geven we het slachtoffer ... te drinken.
A
Na 15 sec.
B
Nooit
C
Als hij het zelf goed vast kan houden

Slide 24 - Quiz

De ademweg kan je vrij maken door gebruik van de kinlift. Deze is als volgt
A
Hoofd achterover kantelen, en met max 2 vingers de kin omhoog trekken.
B
Hoofd opzij draaien, en kantelen.
C
Alleen met 2 vingers de mond openen.

Slide 25 - Quiz

Een scheve mond, verwarde spraak en/of een lamme arm zijn symptomen van
A
Een beroerte
B
Een hersenvliesontsteking
C
Een vergiftiging

Slide 26 - Quiz

Je wordt bij een slachtoffer geroepen. Het slachtoffer is plotseling bewusteloos geraakt. Na ongeveer een minuutje komt hij bij en voelt hij zich steeds verder opknappen. Wat dit slachtoffer mankeert is:
A
Een korte hartstilstand
B
Een beroerte
C
Een flauwte

Slide 27 - Quiz

Een slachtoffer is van een trapje is gevallen en kan zijn linker enkel niet meer bewegen. De enkel is pijnlijk en licht gezwollen. Hij kan ook niet meer op de linker voet staan. Wat is er waarschijnlijk met de enkel aan de hand?
A
Een kneuzing
B
Een verzwikking
C
Een botbreuk

Slide 28 - Quiz

Tweede graads verbranding:
A
heeft blaren gevuld met helder vocht.
B
is rood, doet pijn en is opgezet.
C
is spierwit, gevoelloos en blaren.

Slide 29 - Quiz

Wat is geen symptoom van shock?

A
Bleke, klamme huid
B
Ingevallen gezicht en neus
C
Hyperactief zijn

Slide 30 - Quiz

Stelling 1: Een slachtoffer met shock mag je nooit te drinken geven ook al heeft hij dorst.
Stelling 2: Leg altijd een kussen onder het hoofd.

A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist

Slide 31 - Quiz

Bij het wikkelen van het verband kijkt men in de rol
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Stelling A: Een mitella gebruiken we voor rust en steun aan de onderarm.
Stelling B: Een brede das gebruiken we voor rust en steun aan de bovenarm en elleboog.
A
Stelling A is juist
B
Stelling B is juist
C
Beide stellingen zijn juist

Slide 33 - Quiz

Stelling 1. Aan het begin (start) van de stabiele zijligging ligt het slachtoffer op zijn rug.
Stelling 2. Het maakt in geen geval uit of je het slachtoffer op de linker of rechter zij legt.

A
Stelling A is juist
B
Stelling B is juist
C
Beide stellingen zijn juist

Slide 34 - Quiz

Je draait het slachtoffer op zijn zij door:
A
Te trekken aan de arm die het verst van je af is.
B
Te trekken aan de heup.
C
Het slachtoffer aan de gebogen knie naar je toe te trekken.
D
Aan de heup en de schouder te trekken.

Slide 35 - Quiz

SUCCES MET DE TOETS

Slide 36 - Slide