This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Cellen en Weefsels
Slide 1 - Slide
leerdoelen voor vandaag
A&F module 2 Bouwstenen. Onderdeel 1. Bouw van de cel
- Je kunt benoemen wat de gemeenschappelijke kenmerken van cellen zijn.
- Je kunt uitleggen wat organellen zijn.
- Je kunt uitleggen hoe de celmembraan is opgebouwd.
- Je kunt aangeven welke functies de celmembraan heeft
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen vandaag
- Onderwijsleergesprek
- Oefenen
- Opdracht maken
Slide 3 - Slide
GROOT
klein
Orgaanstelsel
Organisme
Cel
Weefsel
Orgaan
Slide 4 - Drag question
Wat houdt stofwisseling in?
A
Processen die zorgen voor de uitwisseling van stoffen
B
Chemische processen die met het opbouwen van levend weefsel te maken hebben
C
Chemische processen die met het opbouwen, in stand houden en afbreken van levend weefsel te maken hebben
D
Chemische processen die met het afbreken van levend weefsel te maken hebben
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Sleep functie naar het juiste organel
Celkern
Cytoplasma
Celmembraan
Ribosomen
Mitochondrium
Stroperige vloeistof waarin celorganellen liggen
Scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving
Regelt wat er in de cel gebeurt
Hier worden eiwitten gemaakt
Hier wort van brandstof energie gemaakt
Slide 7 - Drag question
Slide 8 - Slide
Verschillende soorten cellen
Slide 9 - Slide
cellen kiezen een specialisme, dit noemen we
A
celdeling
B
cel differentiatie
C
homeostase
D
interieur milieu
Slide 10 - Quiz
Hoeveel cellen heeft een volwassen mens?
A
10-20 miljoen
B
30-40 biljoen
C
100 -150 miljoen
D
1-10 biljoen
Slide 11 - Quiz
cellen zijn de kleinste bouwstenen van een organisme
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Een groep cellen heet...
A
orgaan
B
orgaanstelsel
C
weefsel
D
organellen
Slide 13 - Quiz
Virussen hebben andere cellen nodig om zich te kunnen vermeerderen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Wat is een ander woord voor 'verbranding' in de cellen?
A
Diffusie
B
Dissimilatie
C
Metabolisme
D
Osmose
Slide 15 - Quiz
Een cel heeft:
A
een celwand en cytoplasma
B
Een celwand en een celmembraan
C
een celwand, cytoplasma en een celkern
D
Een celwand en celkern
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
In de afbeelding zie je een schematische tekening van de opbouw van een cel. Vier onderdelen van de cel zijn genummerd. Combineer elk nummer in de afbeelding met de juiste omschrijving over de bouw of functie.
1
2
3
4
bevat water, eiwitten, vetten,
suikers en zouten
bevat chromosomen
zorgt voor uitwisseling van
stoffen met de omgeving
hier worden chemische
reacties uitgevoerd.
Slide 19 - Drag question
Functie van het celmembraan
Functie van de kern
Wat is cytoplasma?
Wat is kernplasma?
Zorgt ervoor dat het hele cel goed kan functioneren
Zorgt voor begrenzing van de cel
Vloeistof in de cel. Hierin liggen alle onderdelen van de cel.
De vloeistof in de kern
Slide 20 - Drag question
Zenuwcel
Spiercellen
Voortplantingscel
Botcel
Rode bloedcel
Specialistische cel die prikkels kan geleiden
Specialistische cel die beweging kan veroorzaken
Specialistische cel die 23 chromosomen bevat
Steuncel
Specialistische cel die zuurstof vervoert.
Slide 21 - Drag question
Regelen wat de cel in en uit gaat.
Bepaalt wat er in een cel gebeurt.
Stroperige vloeistof in de cel
Cytoplasma
Celkern
Celmembraan
Slide 22 - Drag question
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
www.anatomie-online.nl
Slide 29 - Link
Wat is het verschil tussen intracellulaire vloeistof en extracellulaire vloeistof?
A
Intracellulair is buiten de cel, extracellulair is in de cel
B
Intracellulair is in de cel, extracellulair is buiten de cel