What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Rijn IJssel
Visit the website
‹
Return to search
werkwoorden thema 3
Werkwoorden
Hoe vorm je werkwoorden?
Hoe schrijf je werkwoorden?
lange klank
korte klank
klinkers
medeklinkers
1 / 48
next
Slide 1:
Slide
NT2
ISK
This lesson contains
48 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
75 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden
Hoe vorm je werkwoorden?
Hoe schrijf je werkwoorden?
lange klank
korte klank
klinkers
medeklinkers
Slide 1 - Slide
Het lezen van (werk)woorden
lessen
lezen
bonnen
wonen
bakken
maken
zeggen
zegen
spellen spelen
trekken spreken
vallen praten
Slide 2 - Slide
Het schrijven van werkwoorden
Hele werkwoord: kijken : ik-vorm = kijk. (kijken - en)
ik
kijk
(ik-vorm) wij
kijken
(hele ww)
kijk
jij? (ik-vorm) jullie
kijken
(hele ww)
jij
kijk
t
(ik-vorm
+ t
) zij
kijken
(hele ww)
u
kijk
t
(ik-vorm
+ t
)
hij
kijk
t
(ik-vorm
+ t
)
zij
kijk
t
(ik-vorm
+ t
)
Slide 3 - Slide
werkwoorden met een korte klank
Het hele werkwoord:
bakken
Hoe vind je de ik-vorm?
Haal
- en
eraf > wat houd je over?
Hoe zeg je dat?
Hoe schrijf je dat?
Slide 4 - Slide
let op!
Aan het eind van een ik-vorm staan nooit twee dezelfde medeklinkers:
bakken: ik-vorm =
bakk
bak
spellen: ik-vorm =
spell
spel
zeggen: ik-vorm =
zegg
zeg
zitten: ik-vorm=
zitt
zit
beginnen: ik-vorm=
beginn
begin
Slide 5 - Slide
bakken
ik
bak
(ik-vorm) wij
bakken
(hele ww)
jij
bakt
(ik-vorm + t) jullie
bakken
(hele ww)
bak
jij (ik-vorm) zij
bakken
(hele ww)
u
bakt
(ik-vorm + t)
hij
bakt
(ik-vorm + t)
zij
bakt
(ik-vorm + t)
Slide 6 - Slide
Hij _______ een lekkere taart. (bakken)
A
bak
B
bakk
C
bakt
D
bakkt
Slide 7 - Quiz
Selima _______ dit woord altijd goed. (spellen)
A
spel
B
spell
C
spelt
D
spellt
Slide 8 - Quiz
Hoe _______ jij dit woord?
A
spel
B
spell
C
spelt
D
spellt
Slide 9 - Quiz
De juf _______ goedemorgen. (zeggen)
timer
0:30
Slide 10 - Open question
Oleg en Pranav ________ stil op hun stoel. (zitten)
timer
0:30
Slide 11 - Open question
Patryk ________ het woord. (spellen)
timer
0:30
Slide 12 - Open question
Dharmesh en Ionut __________ het woord. (spellen)
timer
0:30
Slide 13 - Open question
Ryan ______ aan zijn huiswerk. (beginnen)
timer
0:30
Slide 14 - Open question
Shekh Mohamad______ hoi. (zeggen)
timer
0:30
Slide 15 - Open question
werkwoorden met een lange klank
Hele werkwoord: spreken (spre-ken) ; Wat is de ik-vorm?
Hoe zeg je dat?
Hoe schrijf je dat?
Slide 16 - Slide
Let op!
spreken: ik-vorm =
sprek
spreek
wonen: ik-vorm =
won
woon
lopen: ik-vorm=
lop
loop
praten: ik-vorm=
prat
praat
leren: ik-vorm=
ler
leer
Slide 17 - Slide
spreken
ik
spreek
(ik-vorm) wij
spreken
(hele ww)
jij
spreekt
(ik-vorm + t). jullie
spreken
(hele ww)
spreek
jij? (ik-vorm) zij
spreken
(hele ww)
u
spreekt
(ik-vorm + t)
hij
spreekt
(ik-vorm + t)
zij
spreekt
(ik-vorm + t)
Slide 18 - Slide
Ik _________ met mijn broertje in de tuin. (spelen)
A
spel
B
speel
C
spelt
D
speelt
Slide 19 - Quiz
Jullie ______ nog niet zo lang in Nederland. (wonen)
A
woont
B
wont
C
wonen
D
wonnen
Slide 20 - Quiz
Mijn vriend ________ iets aan de juf. (vragen)
A
vrag
B
vragt
C
vraag
D
vraagt
Slide 21 - Quiz
Hij _________ altijd zijn huiswerk. (maken)
A
mak
B
maak
C
makt
D
maakt
Slide 22 - Quiz
Welke taal ________ jij thuis?
timer
0:30
Slide 23 - Open question
Mijn oma ________ in Rotterdam. (wonen)
timer
0:30
Slide 24 - Open question
Saim _______ naar de bushalte. (lopen)
timer
0:30
Slide 25 - Open question
Aldwin ________ ook Engels. (leren)
timer
0:30
Slide 26 - Open question
Werkwoorden met een
v
of een
z
Hele werkwoord: schrijven
Wat is de ik-vorm?
Aan het einde van een woord staat
nooit
een
v
of een
z
:
schrijven -> schrijv -> ik schrij
f
kiezen -> kiez -> ik kie
s
lezen -> leez -> ik lee
s
Slide 27 - Slide
Let op!
Aan het einde van een woord staat
nooit
een
v
of een
z
:
schrijven -> schrij
v
-> ik schrij
f
kiezen -> kie
z
-> ik kie
s
lezen -> lee
z
-> ik l
ee
s
Slide 28 - Slide
Ik ____ mijn naam.
A
schrijf
B
schrijv
C
schrijft
D
schrijvt
Slide 29 - Quiz
De leerlingen ____ op het papier.
A
schrijf
B
schrijv
C
schrijfen
D
schrijven
Slide 30 - Quiz
Karin _____ in het boek.
A
schrijf
B
schrijv
C
schrijft
D
schrijvt
Slide 31 - Quiz
Wij ____ een kleur. (kiezen)
timer
0:20
Slide 32 - Open question
Coco ____ rood. (kiezen)
timer
0:20
Slide 33 - Open question
_____ (lezen) jij een boek?
timer
0:20
Slide 34 - Open question
Ik _____ een cadeau aan mijn moeder. (geven)
timer
0:30
Slide 35 - Open question
Kashvi _____ op het bord. (schrijven)
timer
0:30
Slide 36 - Open question
U ____ mijn oma. (zijn)
timer
0:20
Slide 37 - Open question
Zij ____ Tim en Lisa. (zijn)
timer
0:20
Slide 38 - Open question
Jij ____ mijn zus. (zijn)
timer
0:20
Slide 39 - Open question
Ik ____ bang voor spinnen. (zijn)
timer
0:20
Slide 40 - Open question
______ jij een jongen? (zijn)
timer
0:20
Slide 41 - Open question
Mijn oma ___ lief. (zijn)
timer
0:20
Slide 42 - Open question
Jij ____ een mooie fiets. (hebben)
timer
0:20
Slide 43 - Open question
De leerling ____ een nieuw boek. (hebben)
timer
0:20
Slide 44 - Open question
_____ jij een hond? (hebben)
timer
0:20
Slide 45 - Open question
Tim en Tom _____ een kat. (hebben)
timer
0:20
Slide 46 - Open question
Hij _____ een mooie auto. (hebben)
timer
0:20
Slide 47 - Open question
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 48 - Poll