What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
ROC Mondriaan
‹
Return to search
1.2 zin2 werkwoorden
Wat gaan we doen?
Vertellen wat je nog weet.
Luisteren naar de uitleg.
Samen opdrachten maken.
Alleen opdrachten maken.
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
NT2
Beroepsopleiding
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we doen?
Vertellen wat je nog weet.
Luisteren naar de uitleg.
Samen opdrachten maken.
Alleen opdrachten maken.
Slide 1 - Slide
Welkom M1C
Slide 2 - Slide
de hoofdzin
van woorden naar een zin
de man
springt
in de lucht
Slide 3 - Slide
Nieuwe woorden
-volgorde
Slide 4 - Slide
Wat is de goede volgorde in een normale zin?
1
2
3
4
wanneer?
de rest
onderwerp
persoonsvorm
Slide 5 - Drag question
Wat is de goede volgorde in een normale zin?
naar huis
1
2
3
4
om 3 uur
de leerlingen
gaan
Slide 6 - Drag question
de normale zin - hoofdzin
wie?
doet?
wanneer?
de rest
Ivan gaat morgen naar Rotterdam.
Nadia fietst elke dag naar school.
Maria eet om 3 uur een appel.
Jasim tekent altijd dieren.
Slide 7 - Slide
Oefenen met een hoofdzin
Schrijf de woorden in de juiste volgorde.
Denk eraan: het woord met de hoofdletter is het eerste woord van de zin.
Vergeet de (.) punt aan het einde niet!
Slide 8 - Slide
begint-De les-negen-uur-om
Slide 9 - Open question
geslapen-Ik-tien-uur-heb-tot
Slide 10 - Open question
Hij-koopt-fiets-nieuwe-een
Slide 11 - Open question
mijn bed - gisteren - Ik - lag - in -
om 10 uur
Slide 12 - Open question
een paar dagen - Ik - met vrienden - ga - naar Parijs
Slide 13 - Open question
gaan - We - volgende week vrijdag - naar het zwembad
Slide 14 - Open question
gekregen -heeft - Hij - gisteren - straf
Slide 15 - Open question
een zin met 2 werkwoorden
wie?
doet?
wanneer?
de rest
Ivan is gisteren naar Rotterdam geweest.
Nadia moet elke dag naar school fietsen.
Maria heeft om 3 uur een appel gegeten.
Jasim heeft vandaag mooie dieren getekend.
werkwoord
1
2
3
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Wij - nooit - geweest- in Chili - zijn
Slide 18 - Open question
Maken boek bladzijden 12,13
Slide 19 - Slide
Wordwall
klik hier voor
zinnen in volgorde zetten
Slide 20 - Slide
Ben-op-school-vandaag- jij?
Slide 21 - Open question
En een vraagzin ??
wie?
doet?
wanneer?
de rest
Is Ivan gisteren naar Rotterdam geweest?
Moet Nadia elke dag naar school fietsen?
Heeft Maria om 3 uur een appel gegeten?
Heeft Jasim vandaag mooie dieren getekend?
werkwoord
Slide 22 - Slide
Ivan - naar school - Gaat - altijd -
op de fiets ?
Slide 23 - Open question
in Rotterdam - jij - Woon - al lang ?
Slide 24 - Open question
drie broers -jij - Heb ?
Slide 25 - Open question
jij - bus 133 - naar school- met-
altijd - Ga?
Slide 26 - Open question
Staan de woorden in deze zin op de goede plaats?
Ze gaat bijna elke dag naar de supermarkt.
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quiz
De leerlingen vanmiddag praten met anderen.
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quiz
Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Ik morgen ga naar school.
B
Ik ga morgen naar school.
Slide 29 - Quiz
Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Wij hebben een nieuwe auto gekocht.
B
Wij hebben gekocht een auto nieuwe.
Slide 30 - Quiz
Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Jullie morgen hebben geen huiswerk.
B
Jullie hebben morgen geen huiswerk.
Slide 31 - Quiz
Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Zijn jullie weleens geweest in Amerika?
B
Zijn jullie in Amerika weleens geweest ?
C
Zijn jullie weleens in Amerika geweest?
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Slide
Wordwall
klik hier voor
zinnen maken
Slide 34 - Slide
Ze lezen een boek in de bibliotheek.
A
ja
B
nee
Slide 35 - Quiz