This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Grammatica woordsoorten:
- Je weet wat een bijwoord is.
- een tijd (morgen, ooit, vroeger, enz.)
- een plaats/richting (daar, ginds, opzij)
- een reden/oorzaak (daarom, hierdoor, daardoor)
- een vraag (hoe, waar, waardoor, waarom, wanneer)
- een (on)zekerheid (ongetwijfeld, vast, misschien)
- een ontkenning (niet, nooit, geenszins)