This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Een argument dat laat zien dat een argument zwak en/of onwaar is noemen we een weerlegging.
Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan door signaalwoorden die een tegenstellend verband aangeven:
tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant …) aan de andere kant.
Een voorbeeld uit een betoog van iemand die vindt dat er een DNA-databank voor alle Nederlanders moet komen:
zijn er veel mensen bang dat onbevoegden met behulp van een DNA-databank van alles over je te weten kunnen komen: welke ziektes je mogelijk krijgt, hoe je karakter is en zelfs welke seksuele voorkeur je hebt. dat is niet zo. Het opgeslagen DNA wordt gecodeerd, zodat iemand zonder een sleutel van die code er helemaal niets mee kan. Met het gevaar van privacyverlies loopt het dus wel los.