Spaans LS2 week 5

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 4

Week 5

- Je weet of je de stof van hoofdstuk 1 beheerst

- Je kunt zeggen wat je leuk vindt

- Je kunt iemand voorstellen en 

   vragen hoe het gaat.

- Je weet het verschil tussen het 

   gebruik van tú of usted.

- Je kunt spellen

Ik ben ... / Ik heet ...

Ik woon in... 

Ik ben Nederlands / ....

Ik spreek Nederlands, Engels en Spaans.

Ik studeer voor Logistiek Supervisor op het STC. 

Ik werk bij ...

Ik werk als...

Soy ... / Me llamo ...

Vivo en ...

Soy holandés / holandesa / ....

Hablo holandés, inglés y español.

Estudio para Supervisor Logístico en STC.

Trabajo en...

Trabajo como...

gustar

Me gusta               el fútbol

                                   la pizza

                                   bailar

Me gustan            las vacaciones

                                  los viajes  

gustar

Huiswerk

Meta Profesional Hoofdstuk 1

Test (WB pag 16)

Meta Profesional Hoofdstuk 2

Opdracht 2-4a (TB pag 20-21)

Opdracht 1-5

Leer de bijbehorende woordjes!

MP TB pag 21 tarea 3a

beluister de fragmenten

Wanneer spreken ze van tú en wanneer van usted?

MP TB pag 21 tarea 4a

Lenguas

Een taal is hetzelfde als de mannelijke vorm van de nationaliteit.

Nederlands > holandés

Duits > alemán

Let op! Talen zonder hoofdletter!

Zie ook TB pag 184

kleine letters

soms m/v soms dezelfde vorm

ik

jij

hij

zij

u

wij

jullie

zij

u

yo

tú

él

ella

usted

nosotros, nosotras

vosotros, vosotras

ellos, ellas

ustedes

Persoonlijke voornaamwoorden

Ser / ser de

persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, etc) alleen bij nadruk

Yo soy Alba, ella es Lidia. (ík ben Alba, zij is Lidia)

In Latijns-Amerika gebruikt men ustedes i.p.v.  vosotros. 

Ook gebruikt men vaker usted dan tú

Let op:

bij nosotras, vosotras, ellas = groep met alleen vrouwen

Vanaf 1 man wordt de hele groep mannelijk

Ser 

ik	yo	soy
jij	tú	eres
hij / zij / u	él / ella / usted	es
wij	nosotros	somos
jullie	vosotros	sois
zij / u (mv)	ellos / ustedes	son

Ser / ser de

ser         = zijn

ser de   = komen uit

Soy Alba, soy de Valladolid.

Ella es Lidia, es de Madrid.

Ser = zijn

Ser de = komen uit

Soy Josefina

Soy de Málaga

zinnen ontkennend maken

no = niet

ontkenning (no) direct voor het vervoegde werkwoord

No soy Lidia.

Ella no es Alba.

Let op! No betekent ook "nee"

No, no soy Lidia, soy Alba. (Nee, ik ben niet Lidia, ik ben Alba)

Het regelmatig werkwoord

HABLAR   > HABL-

yo	habl	o
tú	habl	as
él, ella, usted	habl	a
nosotros	habl	amos
vosotros	habl	áis
ellos, ustedes	habl	an

woorden eindigend op een klinker (a, e, i, o, u)                + s

woorden eindigend op een medeklinker                           + es

el chico                     los chicos

la casa                       las casas

el hotel                      los hoteles

la ciudad                  las ciudades

Het lidwoord

0

Nogmaals de uitleg over de uitspraak van de letters in het Spaans

Nogmaals de uitleg over de lidwoorden en het meervoud in het Spaans