ROC Mondriaan

M1 P3les2

Bienvenidos
1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Bienvenidos

Slide 1 - Slide

Hoy
  • oefenen wij luistervaardigheid
  • herhalen wij de werkwoorden van zijn (nakijken)
  • herhalen wij hoe je iemand de weg wijst
  • maken wij SO1

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

zijn (ser - estar - hay)

Slide 4 - Slide

zijn (ser - estar - hay) de regel
Er is/ er zijn            > hay (vaste vorm)
Zich bevinden      > estar (rijtje leren)
Andere gevallen  > ser (rijtje leren)

Voorbeelden van ser : eigenschappen, kleuren, beroepen, komen uit (ser de), karakter


Slide 5 - Slide

ESTAR

Slide 6 - Slide

Verschillen
ser :   vaste eigenschappen die je niet snel verandert, zoals  
            kleuren, beroepen, komen uit (ser de), karakter

estar: tijdelijke toestanden, zoals emoties


Slide 7 - Slide

Verschillen - plaatsen
hay :   onbepaald onderwerp, te herkennen aan
               - un / una / unos / unas
               - getallen (dos, veinte)
                - mucho / poco

estar: bepaald onderwerp, te herkennen aan
               - el / la / los / las  
               - namen


Slide 8 - Slide

Tarea final - gesprek
Wat?
Bereid de route van de ingang naar een willekeurige plek op de kaart op pag 66 voor.
Leg deze uit aan je buur, zonder te zeggen waar je heen gaat. Komen jullie op dezelfde eindbestemming?
Hoe?
Individueel
Tijd?
5 minuten
Hulp?
boek
Eerder klaar?
:-)

Slide 9 - Slide

Tarea
Wat?
Maak opdracht 3.20-3.23
Hoe?
In tweetallen
Tijd?
20 minuten
Hulp?
-
Eerder klaar?
Bereid dan de eindopdracht voor

Slide 10 - Slide

Hoy
  • oefenen wij luistervaardigheid
  • herhalen wij de werkwoorden van zijn 
  • herhalen wij hoe je iemand de weg wijst (nakijken)
  • leren wij de toekomende tijd

Slide 11 - Slide

  1. Vertel waar het gesprek over gaat.
  2. Waar wil hij boeken?
  3. Hoeveel dagen wil ze logeren?
  4. Over het eten… Wat wil hij hebben, half pension of volpension?
  5. Hoe kan hij betalen? 




Slide 12 - Slide

  1. Wat wil de man als voorgerecht en wat wil de vrouw als voorgerecht?
  2. Wat willen ze graag nog bij het voorgerecht hebben?
  3. Wat nemen ze beide als hoofdgerecht?
  4. Welk nagerecht willen ze?
  5. Wat bestellen ze nog meer? 







Slide 13 - Slide

Zijn (ser - estar - hay)
  1. Gazpacho is een Spaanse soep.
  2. Gazpacho komt uit Andalusië.
  3. Andalusië is in het zuiden van Spanje.
  4. Gazpacho is een koude soep.
  5. Gazpacho is erg lekker.
  6. Hoe vind jij de gazpacho?
  7. In veel restaurants staat gazpacho op het menu.

Slide 14 - Slide

Drie manieren om over de toekomst te praten
1) met de presente           Este verano me quedo en casa.

2) met ir a + infinitivo      Este verano voy a viajar por Perú.

3) met de futuro                Dentro de un par de meses haré mis 
                                                  prácticas en un hotel y viviré en  
                                                  Valencia.

Slide 15 - Slide

¿Cuándo lo usamos?

Slide 16 - Slide

FUTURO IMPERFECTO

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Zet de werkwoorden in de futuro:

1. Las chicas caminan a Barcelona. 
2. Yo tengo unas buenas vacaciones.
3. El señor Gomez llama al técnico.
4. Nosotros vivimos en España.
5.Reservo el apartamento 
6.¿escribe usted una carta de reclamación?

Slide 19 - Slide

respuestas
1. caminarán
2.tendré
3.llamará 
4.viviremos
5.reservaré
6.escribirá 

Slide 20 - Slide