maandag 23 september

• NT2
• MBO
• Studiejaar 2

Een paard eet veel, maar een olifant eet nog .........

maandag 16 en 23 september

We gaan even herhalen.

Welke zin is goed?

1. Oma gaat morgen naar Den Haag verhuizen.
2. Oma morgen gaat verhuizen naar Den Haag.
3. Oma gaat verhuizen morgen naar Den Haag.

Welke zin is goed?

1. We komen naar school elke woensdag.
2. We elke woensdag komen naar school.
3. We komen elke woensdag naar school.
4. We naar school komen elke woensdag.

Je broer staat aan de overkant van de straat. Welke zin is goed:

1. Dit is mijn broer.
2. Dat is mijn broer.
3. Dit zijn mijn broer.
4. Dat zijn mijn broer.

De bekers staan dichtbij.

1. Dit zijn mooie bekers.
2. Dat zijn mooie bekers.
3. Dat is mooie bekers.
4. Dat zijn mooie bekers.

Welke zin is goed?

1. Er is tuin.
2. Er zijn een tuin.
3. Er zijn tuinen.
4. Er is tuinen.

Welke zin is goed?

1. Er is een nieuwe keuken.
2. Er is nieuwe keuken.
3. Er zijn een nieuwe keuken.

Ik wilde naar buiten gaan, ....... het regent.

1. dus
2. want
3. maar
4. en

Het regent, ....... ik ga niet naar buiten.

1. maar
2. want
3. en
4. dus

Welke zin is goed?

1. Ik zie de roode stoel.
2. Ik zie de rode stoel.
3. Ik zie de rood stoel.

Welke zin is goed?

1. Ik koop de houte tafel.
2. Ik koop de hout tafel.
3. Ik koop de houten tafel.

Wat is goed?

1. We koomen te laat.
2. We komt te laat.
3. We kom te laat.
4. We komen te laat.

Wat is goed?

1. Hij rijd naar huis.
2. Hij rijden naar huis.
3. Hij rijdt naar huis.

De jongen is ......... dan het meisje.

1. groot
2. grooter
3. groter

De taart is ......... dan de koekjes.

1. duur
2. durer
3. duurder
4. duurer

Ik fiets graag, maar mijn buurman wandelt.........

De goedkope pan is goed, maar de dure pan is ........

Ik heb weinig pennen, maar jij hebt er nog ......

Een varken is dikker ..... een hond.

Mijn vriend en ik zijn ....... oud.