This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Interactievaardigheden. Welke weet je nog?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Boek
A
De
B
het
Slide 9 - Quiz
babybed
A
de
B
het
Slide 10 - Quiz
.................... het boek daar maar op tafel neer
A
Zet
B
Leg
Slide 11 - Quiz
P ................... om half vijf opgehaald.
A
wordt
B
word
Slide 12 - Quiz
Tafel
A
De
B
het
Slide 13 - Quiz
Ik ................ dat heel erg vervelend
A
vindt
B
vind
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Wat zeg jij? Kind a zegt:' ik heb au'.
A
Heb je au? Kom maar krijgt je een kus
B
Waar heb je au?
C
Heb je pijn gedaan, waar doet het zeer?
D
Oh nee, je hebt bloed, wat erg!
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Wat zeg jij? 'En toen was ik naar huis geloopt'
A
Nee, het is naar huis gelopen
B
Je bedoelt dat je naar huis was gelopen in plaats van geloopt
C
Ben jij helemaal alleen naar huis geloopt?
D
Was je naar huis gelopen?
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Maak deze zin langer.. 'Kijk een koe'
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Slide
De vacht
de spullen
Het applaus
De poes
De ziekenwagen
Weggaan
De haren
de dingen
Het geklap
De kat
De ambulance
Vertrekken
Slide 22 - Drag question
Slide 23 - Slide
Complimenten
Slide 24 - Mind map
Slide 25 - Slide
Bij interactie met kinderen zijn open vragen heel belangrijk. Schrijf hieronder een voorbeeld van een open vraag die je zou kunnen stellen aan een kind.