ROC Mondriaan

2020 tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden


Handig bij de examens lezen/ luisteren, 
spreken, 
gesprekken én 
schrijven!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tekstverbanden en signaalwoorden


Handig bij de examens lezen/ luisteren, 
spreken, 
gesprekken én 
schrijven!

Slide 1 - Slide

tekstverbanden en
signaalwoorden

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Dus:

Tekstverbanden zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 12 - Slide

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 13 - Quiz

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 14 - Quiz

Noteer een signaalwoord voor tijdsvolgorde uit
alinea 6

Slide 15 - Open question

Wat is het verband tussen alinea 5 en 6?

Slide 16 - Open question

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting

Slide 17 - Quiz

Tekstverband?
We kunnen dus zeggen dat iedereen geslaagd is.
A
opsomming
B
conclusie
C
reden
D
tijdsvolgorde

Slide 18 - Quiz

Tekstverband? Zij is heel sterk maar hij daarentegen kan nauwelijks iets tillen.
A
reden
B
uitleg
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 19 - Quiz

"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel.

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
Opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld

Slide 20 - Quiz

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie. Denk bijvoorbeeld aan emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?
A
migratie
B
verschillende
C
denk....aan
D
bijvoorbeeld

Slide 21 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 22 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 23 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

A
chronologisch verband (tijdsvolgorde)
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 24 - Quiz

Ik lees de krant, zodat ik op de hoogte blijf van al het belangrijke nieuws.

A
tegenstelling
B
doel-middel
C
opsomming
D
toelichting

Slide 25 - Quiz

Zo stond gisteren in de krant, dat vrouwen dikker worden wanneer ze een vaste relatie krijgen.


Let op: twee signaalwoorden
A
voorbeeld, tegenstelling
B
opsomming, voorwaarde
C
voorbeeld, voorwaarde

Slide 26 - Quiz

Die gewichtstoename zou komen, doordat die vrouwen voor zichzelf net zoveel eten opscheppen als voor hun mannelijke partner.
A
oorzaak-gevolg, vergelijking
B
oorzaak-gevolg, voorbeeld
C
voorbeeld, tegenstelling

Slide 27 - Quiz

Die portie is natuurlijk veel te groot, omdat vrouwen minder calorieën nodig hebben.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
reden
D
tegenstelling

Slide 28 - Quiz

Al met al zie ik voor ons vrouwen maar één mogelijkheid om een goed figuur te houden: geen relatie met een man beginnen.
A
samenvatting, reden
B
samenvatting, doel-middel
C
samenvatting, tegenstelling
D
samenvatting, voorbeeld

Slide 29 - Quiz

Herhaling spelling

Pas op dat je je vingers niet .....(verbranden)

A
verbrand
B
verbrandt

Slide 30 - Quiz