This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Les 1
inleiding, kern, slot
functie van inleiding kern slot benoemen
Niveau 2F
lezen
Slide 1 - Slide
weet je nog?
wat is oriënterend lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
lees de eerste en laatste zin van de alinea
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
lees de tekst helemaal en nauwkeurig
Slide 2 - Quiz
Planning leergroepen
vier lessen over lezen
Slide 3 - Slide
weet je nog?
Wat is globaal lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
lees de eerste en laatste zin van de alinea
C
Bekijk de tekst en zoek de informatie die je nodig hebt
D
lees de tekst helemaal en nauwkeurig
Slide 4 - Quiz
weet je nog?
wat is intensief lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
bekijk de tekst en zoek de informatie die je nodig hebt
D
lees de tekst helemaal en nauwkeurig
Slide 5 - Quiz
Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
inleiding en middenstuk
B
inleiding, middenstuk en slot
C
middenstuk en slot
D
inleiding en slot
Slide 6 - Quiz
wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen
Slide 7 - Quiz
wat is een deelonderwerp?
wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van een onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea
Slide 8 - Quiz
Kies uit:
wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
de dierenwinkel
B
de geschiedenis van het voetbal
C
pauzes in de aula
D
zakgeld
Slide 9 - Quiz
Kies uit:
wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
gezelschapspellen
B
verkiezingen
C
vakantiereizen
D
de woestijn
Slide 10 - Quiz
Kies uit:
wat is een kernzin?
A
de eerste zin van de inleiding
B
de laatste zin van het slot
C
de belangrijkste zin van een tekst
D
de belangrijkste zin van een alinea
Slide 11 - Quiz
Lees (en beluister) de tekst.
Slide 12 - Slide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 13 - Open question
Op welke vraag wil de tekst antwoord geven?
Slide 14 - Open question
In welke alinea wordt uitgelegd waardoor er steeds meer kinderen met handschriftproblemen komen?
A
Alinea 1
B
Alinea 2
C
Alinea 3
Slide 15 - Quiz
Wat is de kernzin van alinea 2?
A
Volgens handschrifttherapeut Peggy de Vries hebben handschriftproblemen vooral te maken met het feit dat de overheid aan het vak Schrijven geen prioriteit meer geeft.
B
De Vries vindt het logisch dat het resultaat een toenemend aantal kinderen met handschriftproblemen is.
C
Alinea 3
Slide 16 - Quiz
Wat is de kernzin van alinea 3?
A
Een slecht leesbaar handschrift leidt vaak tot grote frustratie bij een leerling.
B
Per slot van rekening wordt zo'n 50 procent van de tijd op school besteed aan schrijftaken voor diverse vakken.
C
Alinea 3
Slide 17 - Quiz
Welke oorzaken van handschriftproblemen noemt de tekst?
A
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool .
B
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool en in de opleidingen voor leraar basisonderwijs.
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool en in de opleidingen voor leraar basisonderwijs. Ook motorische beperkingen veroorzaken handschriftproblemen.
Slide 18 - Quiz
INLEIDING
- vertelt op een interessante en boeiende manier wat het onderwerp van een tekst is
Slide 19 - Slide
INLEIDING
Naast het onderwerp wordt bijvoorbeeld:
- de aanleiding voor het schrijven van de tekst genoemd
- een voorbeeld bij het onderwerp gegeven
- een leuk, kort verhaaltje (anekdote) verteld
- een belangrijke vraag gesteld
- een mening (over het onderwerp) gegeven
- de hoofdgedachte van een tekst genoemd
-een deskundige over het onderwerp geïntroduceerd
- een korte samenvatting van de tekst gegeven
Slide 20 - Slide
MIDDENSTUK (KERN)
- bestaat vaak uit meerdere alinea's
- vertelt in elke alinea iets nieuws over het onderwerp (deelonderwerpen)
- elke alinea kan een tussenkopje hebben
Slide 21 - Slide
SLOT
- dit is de afronding van de tekst
Slide 22 - Slide
SLOT
In de afrondig wordt bijvoorbeeld:
- de hoofdgedachte van de tekst genoemd
- een advies gegeven
- een conclusie getrokken
- een korte samenvatting van de tekst gegeven
- een toekomstverwachting genoemd
- een vraag uit de inleiding beantwoord
Slide 23 - Slide
Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.
Slide 24 - Open question
Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 25 - Open question
Terugkijken
- je weet dat een goede tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot (herhaling)
- je kunt de functie van de inleiding en het slot van een tekst benoemen