ROC Mondriaan

scheidbare werkwoorden met voorvoegsel - betekenis

Werkwoorden met voorvoegsel
opbellen - aanbellen 
terugkeren - afwerken 
inleveren - uitmaken 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
ANT2+Middelbare schoolmavo, havoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Werkwoorden met voorvoegsel
opbellen - aanbellen 
terugkeren - afwerken 
inleveren - uitmaken 

Slide 1 - Slide

Welke werkwoorden met een voorzetsel ken je? 
Wedstrijdje in groepjes van 3 of 4 . 
Bekijk de lijst met werkwoorden nog niet. Geef het papier door in je groepje. 
Vul telkens aan met één werkwoord. Schrijf in grote letters. 
Noteer alleen werkwoorden waarvan je de betekenis kent.
Het groepje dat als eerste 15 woorden heeft, roept "Stop!"

Slide 2 - Slide

Wedstrijdje: scores
  • Je groepje krijgt 1 punt voor elk goed werkwoord,
  • 1 bonuspunt per werkwoord dat de anderen niet hebben
  • 1 extra punt om de betekenis uit te leggen. 

Slide 3 - Slide

1. Betekenissen verbinden 
Je doet deze opdracht eerst individueel op je kopie. 

Slide 4 - Slide

betekenen
concluderen
stoppen
toenemen
uitleggen
concluderen
betekenen
stoppen 
toenemen
uitleggen
inhouden
afleiden
oplopen
ophouden 
toelichten

Slide 5 - Drag question

2. Vul het goede voorvoegsel in. 
Je maakt de oefening eerst op de kopie. 
We controleren samen m.b.v. voorzetselkaartjes. 

Slide 6 - Slide

3. Vul het goede werkwoord in.
Gebruik de Lessonup-code om mee te doen. 
Typ alleen het werkwoord, niet de hele zin!
Let op: kies de goede vorm van het werkwoord.
Schrijf de goede antwoorden ook op je kopie. 

Slide 7 - Slide

1. We …………………………………….. op de planning.

Slide 8 - Open question

2. Weet jij hoe je deze berekening moet ……………………………………?

Slide 9 - Open question

3. Ze kan met haar pensioen moeilijk …………………………………………….

Slide 10 - Open question

4. Wanneer zal het aantal coronabesmettingen eindelijk ……………………………?

Slide 11 - Open question

5. Hoe kunnen we de verspreiding van het virus ………………………………?

Slide 12 - Open question

6. Is het vaccin zo snel ………………………… dat een nieuwe prik alweer nodig is?

Slide 13 - Open question

7. Dieren worden in de biologie in verschillende categorieën …………………………..

Slide 14 - Open question

8. Kun jij op de kaart je geboorteplaats ……………………………………..?

Slide 15 - Open question

9. Op 1 april 1572 werd Brielle door de geuzen ………………………………

Slide 16 - Open question

Zij ……………………………… met de Spanjaarden.

Slide 17 - Open question

Zinnen maken 
Je werkt in groepjes van 3. Verdeel het werk.  
Gebruik elk één van de opgegeven werkwoorden in een zin. 

Slide 18 - Slide

toegeven - opgeven - aangeven

Slide 19 - Open question

inhouden - inschenken -
innemen (politieke betekenis)

Slide 20 - Open question

rondkomen - aanmaken - toestaan

Slide 21 - Open question

1. aflezen – aflopen – afwijzen – afzeggen

Slide 22 - Open question

2. doorgaan – doorgeven – doorsnijden (of: doorsnede) – doorwerken

Slide 23 - Open question

3. uitlopen – uitsluiten – uitstellen – uitvallen – uitzien naar

Slide 24 - Open question

4. meedelen – ompraten – overdoen – overslaan – voortzetten

Slide 25 - Open question

Bekijk de lijst nog even.
  • Bij welke werkwoorden wil je meer uitleg?
  • Welke werkwoorden mis je in de lijst?  

Slide 26 - Slide

Welke ww ga je onthouden?

Slide 27 - Mind map

Terugblik
Ik heb veel nieuwe woorden geleerd.
Ik vond de les een beetje saai.
Ik vond de les leuk en interactief.

Slide 28 - Poll