ROC Mondriaan

methodisch werken periode 3 observeren

H 11 observeren 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H 11 observeren 

Slide 1 - Slide

Inchecken! Hoe voelen jullie je!

Slide 2 - Open question

Terugblik naar de vorige
les, wat hebben we geleerd

Slide 3 - Mind map

Waarnemingsprincipes
  • Principe van gelijkheid
  • Principe van nabijheid
  • Principe van geslotenheid
  • Principe van voortzetting 

Herhaling vorige les! 

Slide 4 - Slide

Principe van gelijkheid
  • prikkels die op elkaar lijken worden een groep
  • mensen worden ook ingedeeld naar bijv. sekse en afkomst
  • Hoe sterker het uiterlijk verschil hoe groter de neiging
  • mannen-vrouwen, allochtoon-autochtoon

Slide 5 - Slide

Principe van nabijheid
  • Zie je drie banen of 6 strepen?
  • Prikkels die dicht bij elkaar liggen zie je als eenheid
  • Als je langs een groep relschoppers loopt dan heb je grote kans om ook opgepakt te worden. De groep wordt gezien als eenheid.

Slide 6 - Slide

Principe van geslotenheid
  • mensen voegen brokken losse informatie tot 1 geheel
  • Je ziet kinderen giechelen en je stoel staat op tafel... wie zou dat hebben gedaan?

Slide 7 - Slide

Principe van voortzetting
  • Je neemt prikkels zo waar dat ze vloeiend in elkaar overlopen
  • Als twee gebeurtenissen vlak na elkaar plaatsvinden dan denk je dat de laatste een gevolg is van het eerste.
  • Als een kind meerdere keren jokt dan ga je er eerder vanuit dat hij de waarheid niet spreekt

Slide 8 - Slide

Leerdoelen observeren
Student weet wat observeren is
Student weet hoe hij/zijn kan observeren in de praktijk
Student kan het verschil tussen waarnemen, signaleren, observeren en rapporteren benoemen

Slide 9 - Slide

wat weet je al over
observeren

Slide 10 - Mind map

observeren 
 Observeren begint met een waarneming, een signalering van iets wat opvalt in het doen en laten van de ander. 
Waarnemen doe je altijd, observeren doe je in bijzondere situaties. Het verschil tussen waarnemen en observeren is dat je niet alleen bewust waarneemt, maar ook met een bepaald doel en volgens een plan en methode. 
De gegevens die er uit je observatie komen, gebruik je om een handelingsplan te maken, of een rapportage.

Slide 11 - Slide

Hoe observeer je?

Slide 12 - Open question

objectief
subjectief
feit
mening

Slide 13 - Drag question

non verbaal gedrag observeren
A
Kijken naar de lichaamstaal
B
Luisteren naar wat iemand zegt

Slide 14 - Quiz

verbaal gedrag observeren
A
kijken naar de lichaamstaal
B
luisteren naar wat iemand zegt

Slide 15 - Quiz

Opdracht 
De slide hierna gaat over manieren om te observeren.
Je gaat in tweetallen de volgende vragen beantwoorden over de slide, 10 minuten de tijd! Daarna nabespreken in de klas.
1. wat houden de verschillende termen op de slide in
2. geef bij nr 1 - 4 een voorbeeld
3. waarom moeten wij dit weten 
4. welke manieren pas jij toe op je stage
5. hoe komt dit terug in je examenopdrachten

Slide 16 - Slide

timer
10:00

Slide 17 - Slide

noem drie hulpmiddelen die je kunt gebruiken bij een observatie

Slide 18 - Open question

Observeren 
Je observeert met een bepaald doel. Zorg dat je voordat je de observatie start je helder voor ogen hebt waarom je observeert.
observeren is dus doelgericht
je blijft bij de feiten
dit zijn de bouwstenen voor het formuleren van een behandelplan voor een client

Slide 19 - Slide

signalen 
zijn waarnemingen van iets wat ons opvalt. Iets wat anders is dan gebruikelijk. Je kunt bewust en onbewust waarnemen 

Slide 20 - Slide

wat zijn interventies (zoek op internet niet in je boek)

Slide 21 - Open question

noem twee redenen met uitleg waarom je observeert

Slide 22 - Open question

als je gaat observeren maak je van te voren een plan, je werkt dus planmatig
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

welke punten bevat een observatieplan noem er minimaal 6

Slide 24 - Open question

zet in de 
goede
volgorde
de aanleiding
observatie
methode
de algemene
gegevens
doel en 
de vraag
stelling
het concrete
gedrag
plaats en 
tijd
observatie
categorien

1
2
3
4
5
6
7

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Methodisch werken:
Stap 1 de Beginsituatie – leer de kinderen goed kennen, zodat je weet wie ze zijn, wat ze moeten leren en wat hun behoeftes zijn.
Stap 2- maak een smart doel dat je wilt bereiken
Stap 3-  maak je een plan en organiseert je materialen
Stap 4-  voer je plan uit
Stap 5-  evalueer of je jouw doel bereikt hebt.

Slide 27 - Slide

Huiswerk 
Opdrachten in Thieme maken 
waarnemen alle opdrachten af (ook N4)
Voor H11 observeren 1 tot 4 afmaken!

Volgende les gaan we het hebben over het maken van een observatieplan. Neem de SMART ter voorbereiding door!

Slide 28 - Slide

Uitchecken hoe gaat het nu met je!
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll