ROC Mondriaan

Spaans LS2 week 3+4

Week 3+4
- Je kunt zeggen wat je studeert
- Je kunt uitleggen waarom je 
   Spaans leert
- Je kunt het werkwoord ser 
   vervoegen
- Je kunt het regelmatige werkwoord 
   op -ar vervoegen
- Je kunt een zin ontkennend maken

1 / 57
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 4

This lesson contains 57 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Week 3+4
- Je kunt zeggen wat je studeert
- Je kunt uitleggen waarom je 
   Spaans leert
- Je kunt het werkwoord ser 
   vervoegen
- Je kunt het regelmatige werkwoord 
   op -ar vervoegen
- Je kunt een zin ontkennend maken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Ik ben ... / Ik heet ...
Ik woon in... 
Ik ben Nederlands / ....
Ik spreek Nederlands, Engels en Spaans.
Ik studeer voor Logistiek Supervisor op het STC. 
Ik werk bij (het STC).
Ik werk als (docent).

Soy ... / Me llamo ...
Vivo en ...
Soy holandés / holandesa / ....
Hablo holandés, inglés y español.
Estudio para Supervisor Logístico en STC.
Trabajo en (STC).
Trabajo como (profesora).

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lenguas
Een taal is hetzelfde als de mannelijke vorm van de nationaliteit.
Nederlands > holandés
Duits > alemán

Let op! Talen zonder hoofdletter!


Zie ook TB pag 184

Slide 3 - Slide

kleine letters
soms m/v soms dezelfde vorm
Huiswerk
Meta Profesional Hoofdstuk 1
TB pag 12-16
Opdracht 5, 6, 8, 9
WB pag 10-16
Opdracht 6-21
Voorbereiden van je eigen zinnen voor de presentatie
Leer de bijbehorende woordjes!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions




ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij
u



yo
él
ella
usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas
ustedes
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Ser / ser de
persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, etc) alleen bij nadruk
Yo soy Alba, ella es Lidia. (ík ben Alba, zij is Lidia)

In Latijns-Amerika gebruikt men ustedes i.p.v.  vosotros
Ook gebruikt men vaker usted dan 

Let op:
bij nosotras, vosotras, ellas = groep met alleen vrouwen
Vanaf 1 man wordt de hele groep mannelijk

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Ser 
ik
yo
soy
jij
eres
hij / zij / u
él / ella / usted
es
wij
nosotros
somos
jullie
vosotros
sois
zij / u (mv)
ellos / ustedes
son

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Ser / ser de
ser         = zijn
ser de   = komen uit

Soy Alba, soy de Valladolid.
Ella es Lidia, es de Madrid.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

Ser = zijn
Ser de = komen uit

Soy Josefina
Soy de Málaga
zinnen ontkennend maken
no = niet

ontkenning (no) direct voor het vervoegde werkwoord
No soy Lidia.
Ella no es Alba.

Let op! No betekent ook "nee"
No, no soy Lidia, soy Alba. (Nee, ik ben niet Lidia, ik ben Alba)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Het regelmatig werkwoord
- ar
-er
-ir

Hablar, trabajar, estudiar, buscar

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Het regelmatig werkwoord
STAM : -AR

hablar > hablar > habl
trabajar > trabajar  > trabaj
estudiar > estudiar > estudi

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Het regelmatig werkwoord
HABLAR   > HABL-



yo
habl
o
habl
as
él, ella, usted
habl
a
nosotros
habl
amos
vosotros
habl
áis
ellos, ustedes
habl
an

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Uitgangen -AR
-o
-as
-a
-amos
-áis
-an

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Uitgangen -AR
Ik studeer luchtvaart                     Estudio Aviación
Praat jij Nederlands?                      ¿Hablas holandés?
Spreekt u Chinees?                        ¿Habla chino?
José werkt in een restaurant     José trabaja en un restaurante.
Wij reizen naar Spanje.                 Viajamos a España.
Zoeken jullie de bank?                   ¿Buscáis el banco?
Zij luisteren naar muziek.             Ellos escuchan música.   

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

MP TB pag 12 tarea 5b + c 
Luister naar de vier fragmenten.
b. schrijf op waar iedereen vandaan komt
c. vul het schema aan



meerdere keren luisteren is prima (minimaal 2-3x is normaal)
1
2
3
4

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

MP TB pag 15 tarea 9a 
Luister naar de fragmenten en kruis aan of de personen praten over werk / school of over vrije tijd

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

MP WB pag 10 tarea 8
Luister naar de zinnen en kruis aan over welke persoon of personen het gaat.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

MP WB pag 12 tarea 13
Let bij deze opdracht op: er zijn meerdere mogelijkheden.
Lever 6 zinnen in via Teams


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

MP WB pag 13 tarea 17
Bedenk vragen bij de antwoorden.
Lever jouw vragen in via Teams

¿Qué?                                              Wat?
¿Quién?                                          Wie?
¿Dónde?                                         Waar?
¿De dónde?                                  Waarheen?
¿Para que?                                    Waarvoor? (met welk doel?)
¿Por qué?                                      Waarom? (met welke reden?)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

MP WB pag 19 tarea 19 
a Luister naar de fragmenten en vul in hoe deze personen de 
    telefoon opnemen


b Luister naar het fragment en verbind de zinnen uit de twee 
    kolommen met elkaar

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

MP WB pag 20 tarea 21
a Luister naar de woorden en onderstreep de beklemtoonde 
    lettergreep
    Zet daarna de woorden in het schema

b Luister en onderstreep de lettergreep die de klemtoon heeft.
    Zet het accent op de juiste plaats

Klemtoon: dat deel van het woord waar de nadruk ligt

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Regels voor de klemtoon
1. staat er een accent ' op  > dan ligt daar altijd de klemtoon
    (Aviaciónlaga)
2. eindigt een woord op 
     a. een klinker (a, e, i, o, u) of -s of -n   
          > klemtoon op de één na laatste lettergreep
         (chico, Mallorca, casas, imagen)
    b. alle andere letters
          > klemtoon op de laatste lettergreep
          (trabajar, ciudad, hotel)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Herhaling afgelopen week

Maak de volgende opdrachten in deze LessonUp om te controleren of je de stof van vorige week beheerst

Na de opdrachten vind je nog enkele slides met video's, uitleg en voorbeelden m.b.t. uitspraak en m/v, meervoud en de lidwoorden

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

casa
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

noche
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

día
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

moda
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

fútbol
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Koppel lidwoord aan zelfstandig naamw.
el
la
los
las
culturas
tarde
banco
museos

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Vertaal :
¿Qué tal?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
la alimentación

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
¿Qué?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
Buenos días

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
¿Cómo se llama usted?

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
hasta pronto

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
la música

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
el deporte

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Para que usas espanol?
9 despues de la clase
a. Luister naar het fragment en kruis steeds aan waarover de personen praten.


Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Para que usas espanol?
Tekstboek blz 15 In drietallen. Lees de vragen en kruis aan, wat voor jou geldt. Stel de vragen 
ook aan twee medestudenten en kruis aan wat op hen van toepassing is.
Quien?
  1. Usa el movel en clase
  2. Habla espanol con amigos hisponohablantes
  3. busca unas practicas para las vacaciones
  4. No practica deporte
  5. Escucha musica en espanol
  6. Estudia y trabaja
  7. No viaja a paises extranjeros en las vacaciones
  8. Toca la guitarra 


Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Para que usas espanol?
10. Un juego  en grupos de cuatro blz 15 tekstboek 
In viertallen Ga van vakje naar vakje. Iedereen vertelt steeds iets over zichzelf. 

Wie weet aan het eind het meest over een ander te vertellen?

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Para que usas espanol? Te toca a ti
11. Carta de presentacion.
Je moet een motivatie schrijven om een cursus Spaans te winnen. Schrijf op wie je bent, waar je vandaag komt en waarom je Spaans leert.

Estimados senores: ..................................................................................................
Cordiales saludos, 

Mi ficha...blz 16 Tekstboek 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden die eindigen op -ar
Yo habl..........     o
Tu habl..........     as
El/Ella/Used habl............ a 
nosotros habl.................. amos 
vosotros habl.................. ais
ellos/ellas/ustedes habl...........an

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden die eindigen op -ar
Werkboek blz 12 Oefening 14.
Lees de tekst en vul de juiste vorm van de werkwoorden in.
Werkboek blz 13 Oefening 15
Werkboek blz 13 Oefening 16
Vorm zinnen met de zinsdelen uit de kolommen. 
Er zijn meerdere mogelijkheden.

Slide 45 - Slide

Hier begin ik mee op 10 maart met 2A en 2B bij oefening blz 13 oefening 15
De donde eres?
Maak oefening 6 blz 10 uit het werkboek.
Preguntas y Respuestas

Oefening 8 Quien?
Luister naar de zinnen en kruis steeds aan over wie het gaat?

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 47 - Video

This item has no instructions

0

Slide 48 - Video

Deze video is ter herhaling om je voor te stellen en te vragen hoe het gaat.
Het zelfstandig naamwoord
Mannelijk

woorden eindigend op:
-o
Vrouwelijk

woorden eindigend op:
-a
-dad
-ión

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

woorden eindigend op een klinker (a, e, i, o, u)                +s
woorden eindigend op een medeklinker                           +es

chico                      chicos
casa                        casas
hotel                       hoteles
Het meervoud

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Het lidwoord
Mannelijk

de/het
el

een
un
Vrouwelijk

de/het
la

een
un

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Het lidwoord (meervoud)
Mannelijk

de/het
los

- / sommige
unos
Vrouwelijk

de/het
las

- / sommige
unas

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

woorden eindigend op een klinker (a, e, i, o, u)                + s
woorden eindigend op een medeklinker                           es

el chico                     los chicos
la casa                       las casas
el hotel                      los hoteles
la ciudad                  las ciudades
Het lidwoord

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Slide 54 - Link

This item has no instructions

Slide 55 - Video

Nogmaals de uitleg over de uitspraak van de letters in het Spaans

Slide 56 - Video

Nogmaals de uitleg over de lidwoorden en het meervoud in het Spaans
0

Slide 57 - Video

Dit filmpje is om het regelmatige werkwoord te oefenen.