PAT 14 GHZ Syndromen aangeboren stoornissen

• Verzorgende
• MBO
• Studiejaar 2

Een syndroom wordt vaak vernoemd naar de eerste mens die de ziekte krijgt.

1. Juist
2. Onjuist

Er zijn veel verschillende syndromen, schrijf op welke je onthouden hebt.

Bij het Cornelia de Lange syndroom komt dit voor bij ........

1. 1 : 25000
2. 1 : 28000
3. 1 : 30000
4. 1 : 32000

Welke mate van beperking heeft een persoon met het Syndroom van Cornelia de Lange

1. Licht tot matig verstandelijk beperkt.
2. Matig tot ernstig verstandelijk beperkt.
3. Ernstig tot zeer ernstig verstandelijk beperkt.
4. Zeer ernstig verstandelijk beperkt.

Welke kenmerken horen niet bij het Syndroom van Cornelia de Lange

1. Hartafwijkingen
2. Hypertrofie
3. Overmatig lichaamsbeharing
4. Spasme

NOOT: In de PP is deze Engelse talige video opgenomen

00:23

Hoeveel chromosomen heeft het menselijk lichaam?

1. 22
2. 24
3. 44
4. 46

01:14

Beschrijf in eigen woorden wat een trisomie is.

01:22

Een trisomie kan ontstaat door de een verkeerde delen bij de

1. Bij de man
2. Bij de vrouw
3. Zowel bij de man als de vrouw

Welke mate van beperking heeft een persoon met het Syndroom Down

1. Licht tot ernstig verstandelijk beperkt.
2. Licht tot matig verstandelijk beperkt.
3. Matig tot zeer ernstig verstandelijk beperkt.
4. Licht tot zeer ernstig verstandelijk beperkt.

01:49

Bij wie ontstaat meestal de trisomie?

1. Bij de moeder
2. Bij de vader
3. Allebei even vaak

02:10

Wat is een risico voor het krijgen van een kindje met het Down Syndroom?

Welke afwijking komt specifiek voor bij de man?

1. Syndroom van Down
2. Syndroom van Cornelia de Lange
3. Syndroom van Klinefelter
4. Syndroom van Turner

00:57

Waar hebben mensen met autisme moeite mee?

01:15

Welke vormen komen het meeste voor bij Autisme?

01:40

Welke communicatie problemen ontstaan er door autisme?

01:57

Wat ontbreekt er in de communicatie en hoe verloopt het contact?

02:17

Wat kan iemand met autisme moeilijk inschatten?

02:35

Iemand met autisme vertoont vaak regide gedrag.
Wat helpt niet om niet in paniek te raken?

1. Direct actie
2. Houvast
3. Structuur
4. Veiligheid

Met welk probleem kan iemand met autisme niet goed omgaan?

1. emoties onderscheiden
2. goed plannen
3. omgaan met onverwachte veranderingen
4. structuur hebben