ROC Mondriaan

GM10 11-2-2021 Aboutaleb, oefenen met luisteren & schrijven en grammatica: buigings-e/woordvolgorde

Wat gaan we vandaag doen?
- welkom  & check in
- bekijken filmpje burgemeester Ahmed Aboutaleb van R'dam 
- moeilijke woorden bespreken luistervragen beantwoorden

- Volgende les: 
oefenen met grammatica 
& schrijven
1 / 32
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieTaal+2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Introduction

In veel steden werd de afgelopen dagen gedemonstreerd tegen de coronamaatregelen. Sommigen deden dat op een vreedzame manier. Maar op de demonstaties kwamen ook relschoppers af. Die zorgden voor veel onrust. Hoe zag dit er precies uit? Hoe werd erop gereageerd? En is het terecht dat sommige mensen zich zorgen maken over de inzet van politiepaarden bij deze demonstraties?

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
- welkom  & check in
- bekijken filmpje burgemeester Ahmed Aboutaleb van R'dam 
- moeilijke woorden bespreken luistervragen beantwoorden

- Volgende les: 
oefenen met grammatica 
& schrijven

Slide 1 - Slide

Het nieuws
Luister naar de burgemeester van Rotterdam en schrijf de woorden die je niet kent op

Slide 2 - Slide

Aboutaleb zegt "je hebt spullen gestolen bij die zaken". Wat betekent 'zaken' in deze zin?
A
zakenmensen
B
winkelstraten
C
winkels
D
ondernemers

Slide 3 - Quiz

Wie zijn 'de dienders van gisteravond, bijna 300 in getal' ?
A
Politiemensen
B
Relschoppers
C
Burgemeesters
D
Hooligans

Slide 4 - Quiz

Wat betekent hetzelfde als 'de stad naar de filistijnen helpen'
A
'de stad helpen schoon te maken'
B
'de stad naar de vernieling helpen'
C
D

Slide 5 - Quiz

Wat bedoelt Aboutaleb met de vraag 'wat zegt je geweten eigenlijk?'
A
Weet je wat relschoppen is?
B
Je hebt het geweten en toch gedaan.
C
Voel je je hier niet schuldig over?
D
Wat wist jij eigenlijk van de rellen?

Slide 6 - Quiz

Aboutaleb vindt dat de ouders van de relschoppers zich niet genoeg met hun kinderen bezig gehouden hebben en daarom ook verantwoordelijk zijn.
Waar
Niet waar

Slide 7 - Drag question

Wat bedoelt Aboutaleb met: "de stad toonbaar maken"?

Slide 8 - Mind map

Wat wil Aboutaleb zeggen met de uitspraak: "Denk eens goed na over jezelf en of je op deze manier Rotterdammer met ons wil zijn"?
A
De relschoppers zijn geen echte Rotterdammers, maar komen ergens anders vandaan.
B
De relschoppers moeten goed nadenken over waar ze willen wonen.
C
De jongeren moeten in gesprek met de burgemeester over de stad Rotterdam.
D
De relschoppers moeten verantwoordelijkheid nemen voor hun daden en hierover nadenken.

Slide 9 - Quiz

Slotvraag: denk jij dat de ouders van de relschoppers zich schamen of dat ze zich schuldig voelen? (Wat is het verschil ook alweer.............?)

Slide 10 - Open question

Deel II: Oefenen met grammatica & schrijven

- Buigings-e: herhalen met wat oefenzinnen

- Woordvolgorde: korte uitleg + inoefenen

Slide 11 - Slide

Buigings-e: hoe bepaal je of 'ie erbij komt? 

Welke vragen stel je jezelf? 

Slide 12 - Slide

1. Ik draag vanavond mijn ………………………(zijde) jurk.
A
zijde
B
zijd
C
zijden

Slide 13 - Quiz

2. De ………………………. (verdrietig) hond mist zijn baasje.
A
verdrietig
B
verdrietige
C
verdrietigen

Slide 14 - Quiz

3. Hij wil graag een …………………………. (geel) auto kopen.
A
geel
B
geele
C
gelen
D
gele

Slide 15 - Quiz

4. Hopelijk is het geen …………………………. (duur) auto, want hij moet ook de wasmachine nog laten repareren.
A
duur
B
duure
C
dure
D
duuren

Slide 16 - Quiz

5. Je moet geen dingen kapot maken, maar op een ……………………. (ander) manier demonstreren.
A
ander
B
andere
C
anderen

Slide 17 - Quiz

6. Ik ben het niet eens met dat ……………………….. (slecht) gedrag.
A
slecht
B
slechte
C
slechten

Slide 18 - Quiz

7. Het .......................... (hout) huis van mijn ouders is niet zo goed geïsoleerd.
A
hout
B
houte
C
houten

Slide 19 - Quiz

8. Zij wil graag een ………………………. (groot) bruiloft.
A
groot
B
groote
C
grooten
D
grote

Slide 20 - Quiz

9. Het liefst wil ze ook een …………………………… (wit) jurk met ……………………… (mooi) details van kant.
A
wit, mooi
B
witte, mooi
C
witte, mooie
D
wite, moie

Slide 21 - Quiz

10. Een …………………………… (conservatief) politieke partij is vaak tegen al te veel verandering.
A
conservatief
B
conservatiefe
C
conservatieven
D
conservatieve

Slide 22 - Quiz

Woordvolgorde: hoe weet je wat de goede volgorde in de zin is? 


Ik loop naar school.
Loop ik naar school. 

--> Welke van deze zinnen is goed? Waarom?
--> Wat is ook al weer de persoonsvorm? En het onderwerp?

Slide 23 - Slide

Ik loop naar school. 

Om drie uur loop ik naar school.
In Den Haag loop ik naar school.
Met mijn vriendin loop ik naar school.
In mijn rode jas loop ik naar school.
Loop ik vandaag naar school of ga ik met de bus?

Slide 24 - Slide

Welke zin is juist?
A
Deze week ik heb het heel druk.
B
Ik heb het deze week heel druk.

Slide 25 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Bij mij thuis gaan we wat huiswerk maken.
B
Bij mij thuis we gaan wat huiswerk maken.

Slide 26 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Om 4 uur ik moet mijn fiets ophalen bij de fietsenmaker.
B
Om 4 uur moet ik mijn fiets ophalen bij de fietsenmaker.

Slide 27 - Quiz

Zet de woorden in de juiste volgorde om er een zin van te maken. Begin bij de hoofdletter.
een vaccinatie
de dokter
de vrouw
geeft
Morgen

Slide 28 - Drag question

Zet de woorden in de juiste volgorde om er een zin van te maken. Begin bij de hoofdletter.
naar zijn werk
mijn man
elke dag
reist
Met de trein

Slide 29 - Drag question

Zet de woorden in de juiste volgorde om er een zin van te maken. Begin bij de hoofdletter.
een kopje koffie
ik 
elke zaterdag
drink
Bij de buurvrouw

Slide 30 - Drag question

Begin met het onderwerp (“wie”) en maak dan met de volgende ingrediënten een goede zin:
lezen - de oude man - in het park - de krant - vaak

Let op: zet het werkwoord in de juiste vorm!!!

Slide 31 - Open question

Begin met het onderwerp (“wie”) en maak dan met de volgende ingrediënten een goede zin:
hebben - met een leuk meisje - op het Plein - mijn zoon - een date

Let op: zet het werkwoord in de juiste vorm!!!

Slide 32 - Open question