Lees de twee zinnen. Maak er 1 zin van.
Kies zelf een voegwoord, kijk of het past in de zin.
Schrijf DE HELE ZIN op!
Denk aan hoofdletters, leestekens en de woordvolgorde.
Let op, er kunnen meerdere voegwoorden goed zijn.
Kies er 1 uit die jij het beste vindt passen.