ROC Mondriaan

Meervoud op -s

Nederlands
Taalverzorging 3.3: Meervoud op -s
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Nederlands
Taalverzorging 3.3: Meervoud op -s

Slide 1 - Slide

Gedicht
Het meervoud
Je spreekt van één lot en twee loten
maar het meervoud van pot is geen poten.
Zo zeg je ook altijd één vat en twee vaten?
Maar dan moet het toch ook zijn één kat, twee katen?
Het is één schip en twee schepen.
maar het is niet één lip en twee lepen.Het is één dal en twee dalen
Maar het is toch echt voetballen en niet voetbalen.
Bij twee smeden hoort één smid.
Maar bij twee gebeden niet één gebit.
Het meervoud van museum is musea.
Maar het meervoud van kauwgum is geen kauwga.
O, o, wat is het lastig allemaal.
Die meervouden in de Nederlandse taal!


Het meervoud
Je spreekt van één lot en twee loten
maar het meervoud van pot is geen poten.
Zo zeg je ook altijd één vat en twee vaten?
Maar dan moet het toch ook zijn één kat, twee katen?
Het is één schip en twee schepen.
maar het is niet één lip en twee lepen.Het is één dal en twee dalen
Maar het is toch echt voetballen en niet voetbalen.
Bij twee smeden hoort één smid.
Maar bij twee gebeden niet één gebit.
Het meervoud van museum is musea.
Maar het meervoud van kauwgum is geen kauwga.
O, o, wat is het lastig allemaal.
Die meervouden in de Nederlandse taal!


Slide 2 - Slide

Agenda
Leerdoel
Terugblik
Uitleg
Controle leerdoel
Zelfstandig werken

Slide 3 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van de les:
Weet je hoe je meervouden op -en, -s en 's schrijft.

Slide 4 - Slide

Meervoud op -en
Een stoel --> twee stoelen
Een boek --> twee boeken
Een huis --> twee huizen              (let op: s wordt z)
Een dief --> twee dieven               (let op: f wordt v)

Slide 5 - Slide

Let op
Een bos --> twee bossen
Een kus --> twee kussen
Een raam --> twee ramen
Een muur --> twee muren

Slide 6 - Slide

Meervoud op -en
Bij alle andere woorden

Slide 7 - Slide

Meervouden
  1. Meervoud op -en
  2. Meervoud op -s
  3. Meervoud op 's

Slide 8 - Slide

Meervoud op -s
Een tafel --> twee tafels
Een bezem --> twee bezems
Een vakantie --> twee vakanties
Een keuken --> twee keukens
Een letter --> twee letters
Een ziekte --> twee ziektes


Slide 9 - Slide

Meervoud op -s
Als een woord eindigt op:
-en
-em
-ie
-e
-el
-er

Slide 10 - Slide

Meervoud op -'s
Een opa --> twee opa's
Een taxi --> twee taxi's
Een auto --> twee auto's
Een paraplu --> twee paraplu's
Een baby --> twee baby's

Slide 11 - Slide

Meervoud op -'s
Als een woord eindigt op:
-a
-i
-o
-u
-y

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Wat is het meervoud van:

paard
A
paardden
B
parden
C
paarden
D
paarten

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van:

brief
A
brieven
B
briefen
C
briven
D
brifen

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van:

taxi
A
taxien
B
taxis
C
taxie's
D
taxi's

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van:

huis
A
huisen
B
huiszen
C
huizen
D
huis'en

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van:

euro
A
euros
B
euro's
C
euroen
D
euroos

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van:

meisje
A
meisjes
B
meisje's
C
meisjen
D
meizen

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van:

vinger
A
vingers
B
vinger's
C
vingertje
D
handen

Slide 20 - Quiz

agenda
A
agenda's
B
agendaas
C
agendaen
D
agenden

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud van:

been
A
beenen
B
beens
C
been's
D
benen

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud van:

kind
A
kinden
B
kind's
C
kinds
D
kinderen

Slide 23 - Quiz

Zelfstandig werken
Ga naar Nieuw Nederlands;
H5 Taalverzorging: Meervoud op -s;
Bekijk het instructiefilmpje;
Maak 1 t/m 7.

Slide 24 - Slide