Laak 8 oktober
1 / 9
Lesson duration is: 10 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Welke zin is goed?
A
Ik heb weinig pennen, maar jij hebt er weiniger.
B
Ik heb weinig pennen, maar jij hebt er minder.
C
Ik heb min pennen, maar jij hebt er minder.
Slide 2 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Een kat kan dik zijn, maar een varken is dikker.
B
Een kat kan dik zijn, maar een varken is diker.
C
Een kat kan dik zijn, maar een varken is dikkerder.
Slide 3 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Jouw jas is mooi, mijn jas is mooier, maar haar jas is mooist.
B
Jouw jas is mooi, mijn jas is mooier, maar haar jas is het mooist.
C
Jouw jas is mooi, mijn jas mooier, maar haar jas is het mooist.
Slide 4 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Brood is duur, koekjes zijn duurder maar taart is het duurst.
B
Brood is duur, koekjes zijn durer maar taart is het duurst.
C
Brood is duur, koekjes duurder maar taart is het duurst.
Slide 5 - Quiz
Welke zinnen zijn goed?
A
Dit is een warm jas. Deze jas is warmer.
Die jas is het warmst.
B
Dit is een warme jas. Deze jas is warmer.
Die jas is warmst.
C
Dit is een warme jas. Deze jas is warmer.
Die jas is het warmst.
Slide 6 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Ik heb een grote tas. Jouw tas is groter.
Oma's tas is grootst.
B
Ik heb een grote tas. Jouw tas is groter.
Oma's tas is het grootst.
C
Ik heb een grote tas. Jouw tas is groter.
Oma's tas het grootst.
Slide 7 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Ik eet graag rijst, maar ik eet liever brood en het liefste eet ik patat.
B
ik eet graag rijst, maar ik eet grager brood en het liefste eet ik patat.
C
Ik eet graag rijst, maar ik eet liever brood en het graagste eet ik patat.
Slide 8 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Hij tekent goed, zij tekent beter maar oma tekent het beste.
B
Hij tekent goed, zij tekent beter maar oma tekent het goedst.
C
Hij tekent goed, zij tekent goeder maar oma tekent het beste.