ROC Mondriaan

kleding gesprek

H7: In een (kleding)winkel
gesprek
adjectieven
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 7

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H7: In een (kleding)winkel
gesprek
adjectieven

Slide 1 - Slide

Kan ik u helpen?
Ja, ...

of 

Nee, ...

Slide 2 - Slide

Kan ik u helpen?
Ja, ik ben op zoek naar...

of 

Nee, ik kijk (alleen) even rond.
(=rondkijken --> looking around)

Slide 3 - Slide

Ja, ik ben op zoek naar...
- type kledingstuk (broek/shirt/rok/blouse/jas/etc.)
V: Waar bent u naar op zoek?
- type model
V: Wat voor model zoekt u?
- kleur
V: Welke kleur? Wat voor kleur zoekt u?
- prijs
V: Rond welke prijsklasse? (Around what price range?) Aan welke prijs zat u te denken?
This is not always asked, but can be asked sometimes. Or you can give the information yourself:
Rond de 50 euro (around 50 euro), niet meer dan 100 euro (not more than 100 euros).

Slide 4 - Slide

Ja, ik ben op zoek naar...

Slide 5 - Slide

Adjectieven om te specificeren
.





                                      lang                  langer             (het) langst

Slide 6 - Slide

voorbeelden
mooi - mooier - mooist
lelijk - lelijker - lelijkst
donker - donkerder - donkerst
licht - lichter - lichtst 
zoet - zoeter - zoetst 
zuur - zuurder - zuurst
lief - liever liefst

Slide 7 - Slide

Onregelmatig
Moeilijk uitspreekbaar (hard to pronunciate) dan kun je meest voor het adjectief zetten:
logisch - logischer - meest logisch; enthousiast - enthousiaster - meest enthousiast.

Enkele woorden hebben onregelmatige trappen van vergelijking:
goed - beter - best
veel - meer - meest
weinig - minder - minst
graag (‘met plezier’) - liever - liefst
kwaad (‘erg’) - erger - ergst --> spreekwoord (proverb) van kwaad tot erger (from bad to worse).
(maar: kwaad (‘boos’) - kwader - kwaadst) 

Slide 8 - Slide

Naar wat voor soort rok ben je op zoek?
Naar wat voor soort shirt ben je op zoek?

Slide 9 - Slide

Wat voor (soort) kleding draag jij graag?
Ik draag graag...
Ik draag liever ... dan ...
Ik vind ... mooier dan ...
Mijn lievelingskleur is ...


Slide 10 - Slide

Maak een zin/vraag met ieder werkwoord:
kunnen/moeten/willen/mogen/zullen
(verkoper of klant)

Slide 11 - Slide

Cultuur
Is mooie kleding belangrijk in jouw land? 
Heb je speciale kleding voor speciale situaties? 
Draag je op je werk andere kleding dan thuis? 
Hoe is dat in Nederland?

Slide 12 - Slide