This lesson contains 9 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Domein1-pv
Slide 1 - Slide
Prijs vergelijken
Om te vergelijken met het gebruik van de verhouding kan je de prijs delen door de hoeveelheid, gewicht, …..
Het kleinste verhouding is het goedkoopste
Slide 2 - Slide
Snackbar Het Hoekje verkoopt drie verschillende maten friet. Een kleine friet (200 g) kost € 2,10. Een middel grote friet (500 g) kost € 5,20. Een grote friet (600 g) kost € 6,20.
Welke maat friet is naar verhouding het goedkoopst?
A
De kleine friet
B
De middel friet
C
De grote friet
D
Allemaal zijn gelijk
Slide 3 - Quiz
Snackbar Het Hoekje verkoopt drie verschillende maten friet. Een kleine friet (200 g) kost € 2,10. Een middel grote friet (500 g) kost € 5,20. Een grote friet (600 g) kost € 6,20.
Welke maat friet is naar verhouding het goedkoopst?
A
De kleine friet
B
De middel friet
C
De grote friet
D
Allemaal zijn gelijk
Slide 4 - Quiz
Tijd vergelijken
Om te vergelijken met het gebruik van de verhouding kan je de tijd delen door de afstand.
Het kleinste verhouding is het snelste.
Slide 5 - Slide
Jos, Rob en Jasper vergelijken hoeveel ze gefietst hebben. Jos heeft in 8 uur 164 km gefietst. Rob heeft in 6,5 uur 124 km gefietst. Jasper heeft in 7 uur 141 km gefietst.
Wie heeft het snelst gefietst?
A
Jos
B
Rob
C
Jasper
D
Rob en Jasper
Slide 6 - Quiz
Schaal
W : Werkelijkheid
T : Tekenen
S : Schaal
Dus : W = S x T
S = W : T
T = W : S
Slide 7 - Slide
Voorbeeld
Samantha is kunstenares. Ze maakt een beeldje van George Washington.
George Washington was 1,88 m lang. Samantha maakt het beeldje 23,5 cm hoog.
Op welke schaal maakt Samantha het beeldje?
Slide 8 - Slide
Amber tekent een plattegrond van haar kamer. Ze gebruikt een schaal van 1 : 15. In werkelijkheid is de tafel in haar kamer 1,2 m breed.
Hoeveel centimeter breed moet Amber de tafel tekenen op de plattegrond?