ROC Mondriaan

HAVO Review - Afweer

Afweer






3.5 Afweer

1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Afweer






3.5 Afweer

Slide 1 - Slide

Mechanische afweer
Chemische afweer
Indirecte afweer
Sommige planten maken nicotine, wat dodelijk is voor insecten.
Sommige planten maken lokstoffen, die de natuurlijke vijand van bijvoorbeeld een rups aantrekt.

Slide 2 - Drag question

De huid beschermt tegen sterke oververhitting door...
A
zweet te produceren
B
bloedvaatjes in de huid te verwijden
C
bloedvaatjes in de huid te vernauwen
D
pigment te maken

Slide 3 - Quiz

Waar in de huid vindt de bescherming tegen de zon plaats?
A
Lederhuid
B
Hoornlaag van de opperhuid
C
Kiemlaag van de opperhuid
D
Zowel de opperhuid als de lederhuid

Slide 4 - Quiz

Onder invloed van vitamine D wordt calcium beter opgenomen in het lichaam.
Noem 2 redenen waarom ouderen iedere dag naar buiten zouden moeten om te bewegen.

Slide 5 - Open question

Wat hoort bij wat?
Bloedplaatje
Rode bloedcel
Witte bloedcel
Kan van vorm veranderen
Bloedstolling
Zuurstoftransport
Geen celkern
Gedeelte van cel
Afweer
Kan het bloedvat uit
Bevat ijzer 
Zet fibrinogeen om in fibrine
Hemoglobine

Slide 6 - Drag question

Leg uit waarom er geen antibioticum wordt ingezet tegen een virale rabiës infectie (hondsdolheid).

Slide 7 - Open question

Wat zijn antigenen?
A
Herkenningseitwitten aan de buitenkant van cellen
B
Witte bloedcellen die antistoffen maken
C
Ziekteverwekkers
D
Lichaamseigen stoffen

Slide 8 - Quiz

T-cellen ontstaan in .... /
T-cellen ontwikkelen zich in .....
A
beenmerg/beenmerg
B
beenmerg/thymus
C
milt/lymfeknopen
D
milt/thymus

Slide 9 - Quiz

Gebruik BiNaS 84J3
Aangeboren 
(niet-specifieke) afweer
Verworven 
(specifieke) afweer
Huid
Koorts
Macrofagen
Fagocyten
Antistoffen
T-cellen
B-cellen
Geheugencellen
Lysozymen

Slide 10 - Drag question

Hoe 'weet' een B-lymfocyt dat hij moet gaan delen en specialiseren tot plasmacel?
A
Hij is in contact geweest met een wond
B
Hij is in contact geweest met een antigeen
C
Hij is in contact geweest met een antistof
D
Hij is in contact geweest met een allergeen

Slide 11 - Quiz

Orgaantransplantaties gaan niet altijd goed. Wat doen T-lymfocyten met de cellen van een vreemd orgaan?
A
Ze maken de cellen dood
B
Ze markeren de vreemde cellen.
C
Ze produceren antistoffen die de cellen aanvallen

Slide 12 - Quiz

Bij mensen die corona hebben gehad wordt vaak gemeten hoeveel antistoffen ze nog in hun bloed hebben als maat voor immuniteit tegen de ziekte. Leg uit waarom een lage hoeveelheid antistoffen niet betekent dat de persoon niet immuun is.

Slide 13 - Open question

Bij mensen die corona hebben gehad wordt vaak gemeten hoeveel antistoffen ze nog in hun bloed hebben als maat voor immuniteit tegen de ziekte. Leg uit waarom een lage hoeveelheid antistoffen niet betekent dat de persoon niet immuun is.

Slide 14 - Open question

Na een griep ben je beter geworden.
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
actieve kunstmatige immuniteit
C
passieve natuurlijke immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 15 - Quiz

Bij een pasgeborene wordt het slijmvlies van het spijsverteringskanaal vooral beschermd door antistoffen uit moedermelk. Hoe wordt deze via de moedermelk verkregen immuniteit genoemd?
A
kunstmatige actieve immuniteit
B
kunstmatige passieve immuniteit
C
natuurlijke actieve immuniteit
D
natuurlijke passieve immuniteit

Slide 16 - Quiz

Wat is het nadeel van passieve immuniteit?

Slide 17 - Open question

Juist
Onjuist
Het griepvirus leidt niet tot de vorming van geheugencellen, omdat je ieder jaar weer de griep kunt krijgen.
Macrofagen hebben niets te maken met antistoffen, en zijn alleen belangrijk in de algemene afweer.
Ook zonder Tc cellen kan je een virusinfectie bestrijden, omdat antistoffen ook virussen aanvallen

Slide 18 - Drag question

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep 0?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 19 - Quiz

Een patiënt met bloedgroep B- heeft een bloedtransfusie nodig, van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?

Slide 20 - Open question

Iemand met bloedgroep A krijgt bloed van iemand met bloedgroep AB.
Kan dat? Leg uit.

Slide 21 - Open question

Wanneer levert de rhesus-factor problemen op bij een zwangerschap?
A
Moeder: rh+ Kind: rh-
B
Moeder: rh+ Kind: rh+
C
Moeder: rh- Kind: rh-
D
Moeder: rh- Kind: rh+

Slide 22 - Quiz