Maarten Luther (1483-1546)
1. Toen onze Heer en Meester Jezus Christus zei: 'Doet boete' enz. (Matth. 4: 17), wilde Hij dat het hele leven van zijn gelovigen een voortdurende boete zou zijn.
4. Daarom blijft de goddelijke straf, zolang de mens afkeer heeft van zichzelf - en dat is de echte innerlijke boete - bestaan tot aan de overgang uit dit tot het eeuwige leven.
10. De priesters, die voor stervenden kerkelijke boetedoeningen tot in het vagevuur laten gelden, handelen ontwetend en verkeerd.
21. Daarom dwalen die aflaat predikers die zeggen, dat door de aflaten van de paus de mens gered en bevrijd wordt van alle straffen.
31. Even zeldzaam als iemand met waarachtig berouw is iemand die waarlijk aflaat ontvangt, dus zeer zeldzaam
36. Ieder christen die oprecht berouw heeft, heeft een volkomen vergeving van straf en schuld, ook zonder aflaatbrieven.