InZicht thema 7 Verwijswoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

De studenten gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?

1. De studenten
2. Hard
3. Werk
4. Verwijswoorden

Verwijswoorden gebruik je in een tekst omdat...

1. verwijswoorden handig zijn om te gebruiken
2. het lezen hierdoor gemakkelijker wordt
3. de schrijver niet steeds hetzelfde woord wil gebruiken
4. de schrijver lui is

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?

1. dit
2. deze
3. die
4. dat

De treinen zijn altijd vol. We vinden ....niet comfortabel

1. hem
2. het
3. ze
4. hij

Dit boek is heel mooi, ik heb ..... al drie keer gelezen.

1. hem
2. het
3. ze
4. hij

Bedankt voor het leuke feest, ...... was heel gezellig.

1. het
2. hem
3. ze
4. hij

Wil je die rode schoenen kopen? Ja, ik wil ..... kopen.

1. het
2. hem
3. hij
4. ze

Zie je die vogel in de boom? Ja, ik zie .....

1. het
2. ze
3. hem
4. hij

Welk antwoord is goed?
Houd je van bier?

1. Ja, ik houd van bier.
2. Ja, ik van bier houd.
3. Ja, ik houd bier.
4. Ja, daar houd ik van.

Wacht je al lang op de tram?

1. Nee, ik op de tram wacht 5 minuten.
2. Nee, ik wacht er pas 5 minuten op.
3. Nee, daar wacht ik pas 5 minuten op.
4. Nee, wacht ik 5 minuten op de tram.

Weet je veel van computers?

1. Ja, daar weet ik veel van.
2. Ja, ik weet veel van.
3. Ja, ik weet er veel van.
4. Ja, weet ik veel van.

Ben je bang voor muizen?

1. Nee, daar ik ben niet bang voor.
2. Nee, daar ben ik niet bang voor.
3. Nee, ik ben er niet bang voor.
4. Nee, ben ik niet bang voor.

Heb je last van hoofdpijn?

1. Nee, heb ik geen last van
2. Nee, ik heb geen last van.
3. Nee, ik heb er geen last van.
4. Nee, daar heb ik geen last van.